De analyse van het individuele literaire werk zal steeds het begin- en eindpunt moeten zijn van de literatuurstudie in welke gedaante dan ook: "Dit neemt echter niet weg dat het begin en einde, het alfa en omega van de literaire bedrijvigheid, het literair kunstwerk als zodanig, de literaire intentie, functie en efficientie de literair, literairesthetisch, te actualiseren en te valoriseren tekst is ... " (Rutten, 1973, p.144). Juist deze vorm van onderzoek lijkt op het ogenblik soms weI eens verloren te raken tussen de veelheid van literaire theorieen die overal opgang maken. De beoefenaars van de literaire kritiek lijken dikwijls meer begaan met het opbouwen en afbreken van theorieen dan met het literaire werk zelf. Sinds W. Bloks studie Verhaal en lezer in 1960 voor het eerst het licht zag, mag er dan op het gebied van de literatuurwetenschap in de Nederlanden en daarbuiten heel wat veranderd zijn, maar zijn uitspraak: " ... dat de romantheorie op het ogenblik het meest gebaat is met analyses van afzonderlijke werken" (1969, p.9) heeft zeker nog niets aan geldigheid ingeboet.
Identifer | oai:union.ndltd.org:netd.ac.za/oai:union.ndltd.org:rhodes/vital:3623 |
Date | January 1981 |
Creators | Renders, L E M M E |
Publisher | Rhodes University, Faculty of Humanities, School of Languages |
Source Sets | South African National ETD Portal |
Language | English |
Detected Language | Dutch |
Type | Thesis, Doctoral, PhD |
Format | 417 leaves, pdf |
Rights | Renders, L E M M E |
Page generated in 0.0017 seconds