1 |
De schrijver tussen de coulissen bijdrage tot de kennis van de verteltechniek van de laatnegentiende-eeuwse Nederlandse roman = The writer in the Wings : a contribution to the study of the narrative technique of the late nineteenth century Dutch novel /Anbeek, Ton. January 1978 (has links)
Proefschrift--Rijksuniversiteit te Utrecht. / Summary in English. "Stellingen"--2 p. inserted. Includes bibliographical references (p. 183-193) and index.
|
2 |
Le roman picaresque hollandais des XVIIe et XVIIIe siècles et ses modèles espagnols et français ...Vles, Joseph. January 1926 (has links)
Proefschrift--Amsterdam. / "Stellingen": leaf laid in. "Bibliographie": p. [173]-177.
|
3 |
De nederlandsche romanschrijfster na 1880 een literair-sociologische studie ...Romein-Verschoor, Annie. January 1935 (has links)
Proefschrift--Leiden. / Includes bibliographical references.
|
4 |
Vitalis en verteller: 'n ondersoek na aspekte van die romankuns van Gerard WalschapVaughan , F E M January 1981 (has links)
In 'n hoofstuk getiteld In het teken van het persoonlijkheidsideaal in sy werk De Vlaamse Letterkunde van 1780 tot Heden bespreek R F Lissens die wegeb van die "expressionistische getij met die dood van Van Ostaijen, en die onvermoë van die roman om - op enkele min of meer geslaagde voorbeelde na - die tendense van die ekspressionisme te vertolk: verdere pogings in dié rigting loop dan ook teen die einde van die twintigerjare dood. Ook B F van Vlierden beskou die ekspressionisme as 'n in die grond ongeskikte voedingsbron vir die romangenre, met die gevolg dat die roman in dié jare - d.w.s. na die mln of meer naturalisties-impressionistiese romantradisie verteenwoordig deur Buysse, Streuvels, Timmermans, Claes - "in zijn eigen ontwikkeling op een kritiek keerpunt staat, waarbij men vooralsnog aIleen het kritieke van de situatie ziet ... Het decennium na de oorlog is in feite weinig gunstig voor de roman ... Ook P van Ostaijen heeft gepoogd een 'grote roman' te schrijven, maar deze werd nooit voltooid ... In de marge van het humanitair expressionisme ontstaan weI een aantal prozawerken, maar precies in het licht van de humanitaire poëzie is het vooralsnog duidelijk, dat deze uit een geestelijke kweeste bestaan, en dus een schakeI zijn in de ontwikkeling die van de werkelijkheid wegvoert naar een inwendig leven, naar een geestelijke ontwikkeling." Terselfdertyd, egter, is Lissens en Van Vlierden dit met J Weisgerber eens dat "het Jaar 1927 kan worden beschouwd als het begin van een nieuw tijdperk" en dat die leemte wat na die Eerste Wêreldoorlog onstaan het, weldra gevul sal word met 'n groot aantal romanwerke van 'n besondere gehalte. Die kritiek sien hierdie keerpunt met verloop van tyd al hoe duideliker in, maar erken nietemin óók dat die invloed van die modernisme, en met name die ekspressionisme, ''heilzame gevolgen heeft voor de roman. Niet vergeefs heeft deze beweging de ethische noot aangeslagen, de verantwoordelijkheidszin weer gewekt en al haar aandacht op de mens geconcentreerd. De nieuwe roman, die kort voor 1930 opkomt, kan men bezwaarlijk expressionistisch noemen, maar de grondige omkeer waar hij van blijk geeft, gebeurt ontegensprekelijk onder de invloed van het door het expressionisme gewijzigde klimaat." Anders gestel: "zij (gaan) akkoord met de veroordeling van de impressionistische en naturalistische opvattingen, maar tussen het individualisme van de 'estheten' en de humanitaire kunst van Ruimte, tussen de wetenschappelijke objectiviteit en de lyrische subjectiviteit kiezen zij doorgaans een middenweg. De nieuwe roman - en dat is de reden waarom hij deze benaming verdient - zal aan de individualiteit minder reliëf verlenen dan aan de 'persoonlijkheid', hetgeen wil zeggen dat het individu, dat zich op zichzelf bezint, aldus beseft dat het in morele of juridische zin met een gemeenschap verbonden is. Hij zal de mens tegelijkertijd in zijn individualiteit en in de eigenschappen van zijn soort beschouwen, en hoewel hij het Ik zal peilen, zal hij ook het zoeklicht richten op het onmetelijke terrein van de gemeenschappelijke waarden...". Dit is dus op die groeiende belang van 'n "persoonlijkheidsideaal, een modern humanisme dat sociaal solidair blijft doch de raadselen van de mens en het leven wil peilen" dat die klem tussen die jare 1930 en 1940 val: op "de mens op het voorplan", dus, maar óók op dié mens in gemeenskapsverband.
|
5 |
Ironie en ek : aspekte van die ironie as struktuurfaktor in die romanwerke van Marnix GijsenSteyn, Karin January 1971 (has links)
From Nawoord, p. 182. Ironie word in Gijsen se oeuvre nie alleenlik op 'n besondere wyse gebruik as 'n vorm van spel met woorde ter versiering of tot vermaak van die leser nie, maar irornie vorm ook 'n allerbelangrikste aspek van die struktuur van sy verhale. Gijsen "gebruik" nie in die eerste plaas ironie om die een of ander doel te bereik nie. Sy werke is ironies, en 'n begrip van die ironiese struktuur is in elke verhaal essensieel vir "n begrip van die verhaal self.
|
6 |
Hugo Raes : de roman als montage : een struktuuranalyse van De vadsige koningen, Een faun met kille horentjes en, Het smarán, het vikka, de ronko en al de andere kleuren van de geschiedenisRenders, L E M M E January 1981 (has links)
De analyse van het individuele literaire werk zal steeds het begin- en eindpunt moeten zijn van de literatuurstudie in welke gedaante dan ook: "Dit neemt echter niet weg dat het begin en einde, het alfa en omega van de literaire bedrijvigheid, het literair kunstwerk als zodanig, de literaire intentie, functie en efficientie de literair, literairesthetisch, te actualiseren en te valoriseren tekst is ... " (Rutten, 1973, p.144). Juist deze vorm van onderzoek lijkt op het ogenblik soms weI eens verloren te raken tussen de veelheid van literaire theorieen die overal opgang maken. De beoefenaars van de literaire kritiek lijken dikwijls meer begaan met het opbouwen en afbreken van theorieen dan met het literaire werk zelf. Sinds W. Bloks studie Verhaal en lezer in 1960 voor het eerst het licht zag, mag er dan op het gebied van de literatuurwetenschap in de Nederlanden en daarbuiten heel wat veranderd zijn, maar zijn uitspraak: " ... dat de romantheorie op het ogenblik het meest gebaat is met analyses van afzonderlijke werken" (1969, p.9) heeft zeker nog niets aan geldigheid ingeboet.
|
Page generated in 0.0855 seconds