Thesis (MA)--University of Stellenbosch, 2003. / ENGLISH ABSTRACT: We know very little about women who studied and excelled in the field of Semitic
languages in the seventeenth century - it is an unknown territory, terra incognita. In this
thesis I will map Anna Maria van Schurman's (1607-1678) studies in Semitic languages.
Of the fourteen languages she knew, seven were Semitic or Near-Eastern languages:
Hebrew (Rabbinic Hebrew included), Aramaic, Syriac, Samaritan, Arabic, Persian or
Ethiopian. The thesis commences with a brief discussion of her life (including some new
material), followed by an overview of the knowledge about Semitic languages that
prevailed in the seventeenth century, which at the time underwent a surge of growth.
Thereafter the discussion will focus on Van Schurman's mentor, Voetius, and his
knowledge and views of Semitic languages. It will be based on the Sermoen (lecture)
delivered at the opening of the University of Utrecht in 1636. His library, which Van
Schurman used, also appears to be an invaluable source, full of reference books for the
study of 'orientaelsche' languages.
In order to determine the standard of Van Schurman's work, it was useful to read first
what her contemporaries wrote about her, as well as what she wrote in her various works,
including her autobiographies, about Semitic languages. Adfontes did I research what has
been preserved in these seven languages: letters in Hebrew, a poem, many references - in
particular in Hebrew, Aramaic, Syriac and Arabic - in her works such as the Dissertatio,
the Opuscula Hebraea Graeca Latina et Gallica, unpublished letters and the texts she
wrote in alba amicorum and on polyglottal artworks in Hebrew, Rabbinic Hebrew,
Syriac, Aramaic, Arabic, Samaritan and Ethiopian. Her letters in Hebrew (and some
letters to her) have only now been translated for the first time. From these it seems that
she had, in contrast to her work in Latin, Greek, Dutch and French, such a religious
regard for Hebrew that she wrote these letters as a collage of Biblical texts. It was,
however, also an intellectual game.
Van Schurman designed a grammar for Ethiopian, an outstanding achievement in the
erudite Netherlands. Although it is thought to be lost, it is nevertheless possible to
ascertain, by means of reports and poems by her contemporaries, what constituted this
grammar. Lastly, Van Schurman's oeuvre is compared to that of the men and women of the educated community in Europe (Res Publica Litterarum ) who were also involved in
the study of 'orientaelsche' languages. She was a source of inspiration for several
women, such as Marie du Moulin, who also studied Hebrew and corresponded with Van
Schurman in Hebrew. Anna Maria Van Schurman can rightfully be called the only
female christian hebraist who could hold her own in the company of her male
counterparts, despite the fact that, as a woman, she did not have the same opportunities as
they had. She even exceeds them in her knowledge of Ethiopian. With regard to other
women, she undoubtedly stood head and shoulders above them, and deserves to be
known as the "Babel of her time". / AFRIKAANSE OPSOMMING: Ons weet byna niks van wat vroue in die sewentiende eeu op die gebied van die Oud-
Oosterse tale gepresteer het nie, dis 'n onbekende terrein, 'n terra incognita. In hierdie
tesis word Anna Maria van Schurman (1607-1678) se studies in Oud-Oosterse tale
gekarteer. Van die veertien tale wat sy geken het, was sewe Oud-Oosterse tale: Hebreeus
(Rabbyns-Hebreeus ingesluit), Aramees, Siries, Samaritaans, Arabies, Persies en
Ethiopies.
Ek bespreek eers kortliks haar lewe (met heelwat nuwe materiaal), gee dan 'n oorsig van
die 17de-eeuse kennis van hierdie tale wat toe 'n groot bloeitydperk beleef het. Dan
bespreek ek haar leermeester Voetius se kennis van Oud-Oosterse tale. Dit word gedoen
aan die hand van die Sermoen wat hy by die opening van die Utrechtse Universiteit in
1636 gehou het. Sy biblioteek wat sy ook ter insae gehad het, blyk 'n skatkamer van
naslaanwerke vir die studie van 'orientaelsche' tale te wees.
Om die standaard van Van Schurman te bepaal, het ek eers gekyk na wat
tydgenote oor haar geskrywe het en wat sy self in haar werk, onder andere in haar
outobiografie, oor Oud-Oosterse tale geskryf het. Ad fontes het ek ondersoek wat daar
van haar in die sewe tale oorgelewer is: briewe in Hebreeus, 'n gedig, die verwysings in
veral Hebreeus, Aramees, Siries en Arabies in haar werke soos die Dissertatio, die
Opuscula Hebraea Graeca Latina et Gallica, ongepubliseerde briewe, en die tekste wat
sy in alba amicorum en op polyglotte kunswerkies geskrywe het in Hebreeus, Rabbyns-
Hebreeus, Siries, Aramees, Arabies, Samaritaans en Ethiopies. Haar briewe in Hebreeus
(en sommige aan haar) is nou vir die eerste keer vertaal. Uit die briewe blyk dat sy, in
teenstelling tot haar werk in Latyn, Grieks, Nederlands en Frans, so 'n heilige ontsag vir
Hebreeus gehad het dat sy die briewe geskrywe het as 'n collage van Bybeltekste. Maar
dit was ook 'n intellektuele speletjie.
Van Schurman ontwerp 'n grammatika vir Ethiopies, 'n topprestasie in geleerde
Nederland. Hoewel dit nou verlore is, kan mens tog aan die hand van verslae en gedigte
van tydgenote 'n beeld kry van wat haar grammatika behels het.
Ten slotte vergelyk ek haar met die manne en vroue in die Europese akademiese
gemeenskap, die Republiek van Lettere, wat ook in die veld van 'orientaelsche' tale besig
was. Vir 'n aantal vroue soos Marie du Moulin was Van Schurman 'n bron van inspirasie. Sy het ook Hebreeus bestudeer en met Van Schurman gekorrespondeer in Hebreeus. Van
Schurman kan met reg die enigste vroulike Christelike Hebraïs genoemd word wat met
manlike geleerdes op gelyke voet kon verkeer, al het sy deur haar posisie as vrou nie
dieselfde geleenthede gehad nie. Tog steek sy met haar kennis van Ethiopies hulle na die
kroon. Wat betref die vroue: sy het kop en skouers bo haar vroulike tydgenote uitgestaan
en word met reg die Babel van haar tyd genoem. / NEDERLANDSE OPSOMMING: We weten vrijwel niets wat vrouwen in de zeventiende eeuw op het gebied van oudoosterse
talen presteerden, het is een onbekend land, een terra incognita. In deze thesis
breng ik de studies in oud-oosterse of semitische talen van Anna Maria van Schurman
(1607-1678) in kaart. Van de veertien talen die ze kende, waren er zeven oud-oosters of
'orientaelsch": Hebreeuws (Rabbijns-Hebreeuws ingesloten), Aramees, Syrisch,
Samaritaans, Arabisch, Perzisch en Ethiopisch. Ik bespreek eerst kort haar leven (op
grond van veel nieuw materiaal), geef dan een overzicht van de kennis van oud-oosterse
talen in de zeventiende eeuw die toen een grote bloei doormaakte. Dan bespreek ik de
kennis van en de visie op oud-oosterse talen van haar leermeester Voetius aan de hand
van het Sermoen dat hij hield bij de opening van de Utrechtse Universiteit in 1636. Zijn
bibliotheek die zij ook gebruikte bleek een schatkamer aan standaardwerken voor de
studie van 'orientaelsche ' talen.
Om het niveau van Van Schurman te bepalen, inventariseerde ik eerst wat
tijdgenoten over haar schreven en wat ze zelf in haar werk, onder andere in haar
autobiografie, over oud-oosterse talen schreef Ad fontes onderzocht ik naar wat er van
haar in die zeven talen is overgeleverd: Hebreeuwse brieven en een gedicht, de vele
verwijzingen in vooral het Hebreeuws, Aramees, Syrisch, Arabisch in haar werken als de
Dissertatio, de Opuscula Hebraea Graeca Latina et Gallica, en ongepubliceerde brieven
plus de teksten die ze in alba amicorum en op haar polyglotte kunstwerkjes schreef in het
Hebreeuws, Rabbijns-Hebreeuws, Syrisch, Aramees, Arabisch, Samaritaans en
Ethiopisch. Haar brieven in het Hebreeuws van (en sommige aan haar) zijn nu voor het
eerst vertaald. Uit die brieven blijkt dat ze, in tegenstelling tot haar werk in het Latijn,
Grieks, Nederlands en Frans, zo'n heilige opvatting heeft van het Hebreeuws dat ze die
brieven schrijft als een collage van bijbelteksten. Maar het was ook een intellectueel spel.
Ze ontwierp een grammatica voor het Ethiopisch, een topprestatie in geleerd
Nederland. Ook al is deze nu onvindbaar, toch was het mogelijk om aan de hand van
verslagen en gedichten van tijdgenoten een beeld te krijgen van wat haar grammatica
behelsde. Tenslotte vergeleek ik haar met de mannen en vrouwen in de Europese
geleerdengemeenschap, de Republiek der Letteren die ook in het veld van de orientaelsche' talen bezig waren. Voor een aantal vrouwen zoals Marie du Moulin was
Van Schurman een inspiratiebron. Zij ging ook Hebreeuws studeren en correspondeerde
met Van Schurman in het Hebreeuws. Van Schurman kan met recht de enige christelijke
hebraïste in Europa genoemd worden die met de mannelijke geleerden op gelijke voet
verkeerde, al had ze door haar positie als vrouw niet dezelfde mogelijkheden. Toch stak
ze hen door haar kennis van het Ethiopisch naar de kroon. Wat betreft de vrouwen: ze
stak er met kop en schouders boven uit, ze werd terecht het Babel van haar tijd genoemd.
Identifer | oai:union.ndltd.org:netd.ac.za/oai:union.ndltd.org:sun/oai:scholar.sun.ac.za:10019.1/49748 |
Date | 12 1900 |
Creators | Beek, Pieta van,1958- |
Contributors | Stellenbosch University. Faculty of Arts and Social Sciences. Dept. of Ancient Studies. |
Publisher | Stellenbosch : Stellenbosch University |
Source Sets | South African National ETD Portal |
Language | Dutch |
Detected Language | Dutch |
Type | Thesis |
Format | 164 p. : ill. |
Rights | Stellenbosch University |
Page generated in 0.0022 seconds