Spelling suggestions: "subject:"thestereochemistry."" "subject:"semiochemistry.""
141 |
A multinuclear magnetic resonance spectroscopy study of E/Z configurational isomers of unsymmetrical N-alkyl-N-alkyl(aryl)-N'-acylthioureas of platinum(II) complexesMtongana, Sibusiso 12 1900 (has links)
Dissertation (PhD)--University of Stellenbosch, 2006. / ENGLISH ABSTRACT: The partial double bond character of the carbon-nitrogen bond of the (S)C-NRR’ moiety results in unsymmetrical
dialkyl-substituted N-alkyl-N-alkyl(aryl)-N’-acylthioureas, R”C(O)NHC(S)NRR’ (HL) displaying E,Z
configurational isomerism in solution. The isomerism manifests itself by the duplication of resonances of the N-alkyl
groups in the 1H and 13C NMR spectra. In one class of these ligands where R and R’ groups are non-equivalent alkyl
groups the isomerism is easily observable at 298 K in chloroform. In the other class where R’ is still an alkyl group
and R is a para-substituted phenyl group the isomerism is only observable at much lower temperatures due to a lower
barrier to rotation around the (S)C-N(alkyl)(para-X-Ph) bond (X = O-CH3, H and NO2). The electron-withdrawing
nature of the nitro group in N-methyl-N-(4-nitro-phenyl)-N’-2,2-dimethylpropanoylthiourea, HL3A and N-pentyl-N-
(4-nitro-phenyl)-N’-2,2-dimethylpropanoylthiourea, HL3D result in the E,Z isomerism of these ligands not observable
even at 198 K in dichloromethane. The distribution of E and Z isomers of the unbound ligands vary depending on
these R and R’ groups. Several E isomers of these ligands have been isolated and structurally characterised and the
(S)C-NRR’ bond falls in the range [1.343(3) – 1.329(3) Å] which shorter than the average C-N single bond of
1.472(5) Å.
The E,Z configurational isomerism in the unbound ligands is passed on to the Pt(II) chelates derived from these
ligands. The presence of cis-[Pt(ZZ-L-S,O)2], cis-[Pt(EZ-L-S,O)2] and cis-[Pt(EE-L-S,O)2] is readily observable by
means of 195Pt NMR spectroscopy which shows three well resolved resonances, and this can be confirmed by 1H and
13C NMR spectra of these complexes. The 195Pt nuclei are spatially linked to the 13C nuclei, four bonds away
resulting in 4J(195Pt-13C) couplings with N-CH2- or N-CH3 carbons in a W pathway. The 195Pt NMR spectra are also
linked to N-CH2- or N-CH3 proton resonances by means of the ZZ, EZ and EE isomer distributions. Assignment of
these configurational isomers was then achieved by means of a combination of low magnetic field 13C NMR spectra
and high-resolution gHSQC (1H/13C) NMR experiments.
1H NMR rotational dynamics study showed that the barrier to rotation, ΔG≠, around the (S)C-N(Me)(para-X-Ph)
bond in cis-bis(N-methyl-N-(4-methoxy-phenyl)-N’-2,2-dimethylpropanoylthioureato)platinum(II), cis-[Pt(L1AS,
O)2]; cis-bis(N-methyl-N-phenyl-N’-2,2-dimethylpropanoylthioureato)platinum(II), cis-[Pt(L2A-S,O)2] and cisbis(
N-methyl-N-(4-nitro-phenyl)-N’-2,2-dimethylpropanoylthioureato)platinum(II), cis-[Pt(L3A-S,O)2] complexes
was observed to follow the order: (electron-withdrawing group) NO2 < H < (electron-donating group) O-CH3. The
ZZ isomer was observed to be favoured over the EZ and EE isomers in this order of the para-substituent on the Nphenyl
group. The 1H dynamic NMR trends about the barrier to rotation, ΔG≠, around the (S)C-N(Me)(para-X-Ph)
bond were also complemented by DFT linear transit calculations. The isomer distributions were also influenced by
solvent polarity and the temperature at which the distributions are determined apart from the electronic influence of
the para-substituent of the N-phenyl group.
The ZZ, EZ and EE isomers of complexes derived from N-alkyl-N-(para-X-Ph)-N’-acylthioureas with varying Nalkyl
substituent (methyl, isopropyl, cyclohexyl and n-pentyl) were determined from the 195Pt NMR spectra which were measured under identical conditions. The ZZ isomer was observed to be favoured over the EZ and EE isomers
upon methyl group substitution with a bulkier alkyl group in the order: methyl < isopropyl < cyclohexyl < n-pentyl.
Qualitatively it has been shown that a bulkier N-pentyl group increases the barrier to rotation around the (S)CN(
alkyl)(para-X-Ph) bond over the N-methyl group and this leads to higher concentrations of the ZZ isomer over the
EZ and EE isomers. The combined effects of the electron-donating substituent (X = O-CH3) on the N-(para-X-Ph)
group and the bulkier N-alkyl group (n-pentyl) result in highest ZZ concentration (76 %) over EZ and EE isomers in
the complex cis-bis(N-pentyl-N-(4-methoxy-phenyl)-N’-2,2-dimethylpropanoylthioureato)platinum(II), cis-[Pt(L1DS,
O)2]. The lowest concentration ZZ (27 %) is obtained in the complex cis-bis(N-methyl-N-(4-nitro-phenyl)-N’-2,2-
dimethylpropanoylthioureato)platinum(II), cis-[Pt(L3A-S,O)2] when the coordinated ligand has both N-methyl group
and N-(4-nitro-Ph) group which both lower the barrier to rotation around the (S)C-N(alkyl)(para-X-Ph) bond.
A crystal of the complex cis-bis(N-pentyl-N-(4-methoxy-phenyl)-N’-2,2-dimethylpropanoylthioureato)platinum(II),
cis-[Pt(L1D-S,O)2] has been isolated and structurally characterised and was shown to be in the ZZ configuration,
which is the major component (76 %) in chloroform. This is the first example of Pt(II) chelates with asymmetrically
disubstituted ligands to be reported. / AFRIKAANSE OPSOMMING: Die gedeeltelike dubbelbinding karakter van die koolstof-stikstof-binding van die (S)C-NRR’-moieteit lei tot
onsimmetriese dialkiel-gesubstitueerde N,N-dialkiel-N’-asieltioureums, R”C(O)NHC(S)NRR’ (HL) wat E,Zkonfigurasionele
isomerie in oplossing besit. Die isomerie is sigbaar in die verdubbelling van die seine van die Nalkielgroepe
in die 1H- en 13C-KMR spektra. In een so klas ligande waar R- en R’-groepe nie-ekwivalente
alkielgroepe is, is isomerie duidelik sigbaar by 298 K in chloroform. In die ander klas waar R’ steeds ’n alkielgroep
is, en R ’n para-gesubstitueerde feniel groep, is die isomerie alleenlik sigbaar by baie laer temperature as gevolg van
’n laer rotasieversperring om die (S)C-N(alkiel)(para-X-Ph)-binding (X = O-CH3, H and NO2). Die
elektrononttrekkende aard van die nitrogroep in N-metiel-N-(4-nitrofeniel)-N’-(2,2-dimetielpropanoïel)tioüreum,
HL3A en N-(4-nitrofenyl)-N-pentiel-N’-(2,2-dimetielpropanoïel)tioüreum, HL3D lei daartoe dat die E,Z-isomerie van
die ligande nie eers by 198 K in dichlorometaan waargeneem word nie. Die verspreiding van die E en Z isomere
verskil na gelang van die R en R’ groepe. Verskeie E-isomere van hierdie ligande is geïsoleer en struktureel
gekarakteriseer en die (S)C-NRR’-bindingslengte is in ‘n gebied [1.343(3) – 1.329(3) Å] wat korter is as die
gemiddelde C-N-enkelbindingslengte van 1.472(5) Å.
Die Pt(II) chelate wat afgelei is van die ligande is blootgestel aan die E,Z-konfigurasie isomere van die ongebinde
ligande. Die teenwoordigheid van cis-[Pt(ZZ-L-S,O)2], cis-[Pt(EZ-L-S,O)2] en cis-[Pt(EE-L-S,O)2] is maklik
waarneembaar deur middel van 195Pt-KMR-spektroskopy wat drie goed geresolueerde seine toon, en dit kan bevestig
word met 1H- en 13C-KMR spectra van hierdie komplekse. Die 195Pt kerne is ruimtelik geskakel met die 13C kerne
deur vier bindings wat aanleiding gee tot 4J(195Pt-13C)-koppelings met N-CH2- of N-CH3-koolstofatome in ‘n Wkonformasie.
Die 195Pt KMR spektra word geskakel met die N-CH2- of N-CH3-protonresonansies in al drie die
moontlike ZZ, EZ en EE kompleksisomere. Toekenning van die konfigurasionele isomere is dan bewerkstellig deur
middel van ‘n kombinasie van lae magneetveld 13C-KMR spectra en hoë resolusie gHSQC (1H/13C) KMR
experimente.
1H-KMR-rotasiedinamiek studie toon dat die rotasiegrens, ΔG≠, om die (S)C-N(Me)(para-X-Ph)-binding in cisbis(
N-metiel-N-(4-metoksifeniel)-N’-2,2-dimetielpropanoïeltioureato)platinum(II), cis-[Pt(L1A-S,O)2]; cis-bis(Nfeniel-
N-metiel-N’-2,2-dimetielpropanoïeltioureato)platinum(II), cis-[Pt(L2A-S,O)2] en cis-bis(N-metiel-N-(4-
nitrofeniel)-N’-2,2-dimetielpropanoïeltioureato)platinum(II), cis-[Pt(L3A-S,O)2] komplekse was met die volgende
orde bepaal: (elektron-ontrekkende groep) NO2 < H < (elektron-skenkende groep) O-CH3. Die ZZ-isomeer blyk by
voorkeur te vorm bo die EZ- en EE-isomere in dieselfde orde as hierbo wat betref para-substituent aan die Nfenielgroep.
Die 1H dinamiese KMR tendencies ten opsigte van die rotasiegrens, ΔG≠, om die (S)C-N(Me)(para-XPh)-
binding is gekomplimenteer met DFT-linêre organgs berekeninge. Die isomer verspreidings blyk ook beïnvloed
te word deur die oplosmiddel polariteit en die temperatuur waarby die verspreidings bepaal is, buiten die elektroniese
invloed van die para-substituent aan die N-fenielgroep. Die ZZ, EZ en EE isomeer verspreiding van komplekse wat afgelei is van N-alkiel-N-(para-X-Ph)-N’-asieltioureums
met veranderlike N-alkiel substituente (metiel, isopropyl, sikloheksiel, en n-pentiel) is vasgestel deur middel van die
195Pt KMR wat opgeneem is onder identiese kondisies. Die ZZ-isomeer blyk die verkose isomeer te wees bo die EZen
EE-isomere waar die metiel substituent vervang word met ‘n groter alkiel groep in die orde van: metiel <
isopropiel < sikloheksiel < n-pentiel. Dit is kwalitatief getoon dat die groter N-pentielgroep die rotasiegrens verhoog
vir rotasie om die (S)C-N(alkiel)(para-X-Ph)-binding bo dié van die N-metielgroep wat aanleiding gee tot hoër
konsentrasies van die ZZ-isomeer relatief tot die EZ- en EE-isomere. Die gekombineerde uitwerking van die
electron-skenkende substituent (O-CH3) op die N-(para-X-Ph)-groep en die groter N-alkiel groep (n-pentiel) gee
aanleiding tot die hoogste ZZ-konsentrasie (76%) bo EZ- en EE-isomere in die kompleks cis-bis(N-pentiel-N-(4-
metoksifeniel)-N’-2,2-dimetielpropanoïeltioureato)platinum(II), cis-[Pt(L1D-S,O)2]. Die laagste konsentrasie ZZ
(27%) is verkry in die kompleks cis-bis(N-metiel-N-(4-nitrofeniel)-N’-2,2-dimetielpropanoïel)tioureato)platinum(II),
cis-[Pt(L3A-S,O)2] waar die gekoördineerde ligand beide die N-metiel- sowel as die N-(4-nitro-Ph)-groep, wat albei
die rotasiegrens van die (S)C-N(alkiel)(para-X-Ph)-binding verlaag.
‘n Kristalstruktuur van die kompleks cis-bis(N-pentiel-N-(4-metoksifeniel)-N’-2,2-dimetielpropanoïeltioureato)
platinum(II), cis-[Pt(L1D-S,O)2] wat geïsoleer is, is struktureel gekarakteriseer en is in die ZZ-konfigurasie,
wat die hoofkomponent (76%) is in chloroform. Hierdie is die eerste voorbeeld van Pt(II) chelate met asimmetriese
digesubstitueerde ligande om geraporteer te word.
|
142 |
Sol-gel preparation, characterisation and electrochemistry of mixed metal tin oxide electrodesBaker, Priscilla G. L. 12 1900 (has links)
Thesis (PhD)--Stellenbosch University, 2004. / ENGLISH ABSTRACT:
Please see fulltext for abstract / AFRIKAANSE OPSOMMING:
Sien asb volteks vir opsomming
|
143 |
High resolution NMR studies concerning the solvation/hydration and coordination chemistry of Pt (II/IV) compoundsWestra, Arjan Nicolaas 12 1900 (has links)
Thesis (PhD)--Stellenbosch University, 2005. / ENGLISH ABSTRACT: Pt(JV) complexes with S, 0-donating aroylthioureas have been synthesized by oxidative addition of
elemental halogens to the Pt(JJ) precursors, leading to the first-reported crystal structures of Pt(JV) with
this class of ligand.
The treatment of Pt(II) complexes of N,N-diethyi-N'-benzoylthiourea with 12, Br2 and Cl2 leads to facile
oxidative addition of the halogens to the platinum center, yielding several geometric isomers, as determined
by 195Pt NMR; the products cis-bis(N ,N-diethyi-N' -benzoylthioureato )diiodoplatinum(IV), 26, and cisbis(
N,N-diethyl-N'-benzoylthioureato)dibromo-platinum(IV), 27, have been isolated and structurally
characterized. Reaction of cis-/trans-bis(N-benzoyi-N'-propylthiourea-kS)dibromoplatinum(II) with Br2,
similarly results in oxidative addition of the dihalogen, yielding the product trans-bis(N-benzoyi-N'propylthiourea-
kS)tetrabromoplatinum(IV), 29. lz, however, does not undergo oxidative addition to cis!
trans-bis(N-benzoyi-N' -propylthiourea-kS)diiodoplatinum(II), instead the iodine inclusion compound
trans-bis(N-benzoyl-N'-propylthiourea-kS)diiodoplatinum(II) diiodine, 28, was isolated. Short
intermolecular I··· I interactions in crystals of compounds 26 and 28 lead to infinite chains of weakly linked
molecules in the respective solids.
195Pt NMR reveals that the 3: 3 Pt(II) metallamacrocycle of 3,3,3',3'-tetra(n-butyl)-l,l'terephthaloylbis(
thiourea) undergoes stepwise oxidative addition of 12 or Br2 to each of the Pt(II) centers,
upon treatment with the dihalogens. Treatment of the 2: 2 Pt(II) complex of 3,3,3',3'-tetraethyl-1,1'isophthaloylbis(
thiourea) with 12 also results in the oxidative addition of the halogen, yielding a 2 : 2
trans-Pt(IV)-iodo metallamacrocycle, 35. The corresponding trans-Pt(IV)-X (X= Br, Cl) complexes were
synthesized by oxidative addition in an electrolytic cell containing the 2 : 2 Pt(II) precursor and an
appropriate halide salt in dichloromethane. The 2: 2 trans-Pt(IV)-X (X= I, Br, Cl) metallamacrocycles, 36
an 37, were isolated and structurally characterized. Intermolecular 1···1 interactions between molecules of
35, in crystals of the compound, result in chains of weakly connectedmolecules in the lattice.
195 Pt NMR is used as a sensitive probe for studying the hydration/solvation spheres of the PtX/ (X = Cl,
Br) anions, and to investigate the occurrence of {Na + [PtCl/"]}" contact ion-pairing in non-aqueous
solutions.
The 195Pt NMR chemical shifts of the Pt~2 • (X = Cl, Br) anions in D20 and in various organic solvents
have been determined, and are discussed with regard to solvent polarities and donor and acceptor
properties. The non-linear variations of bp1•195 for the anions with changing bulk composition in aqueous
binary mixtures with the organic solvents, suggest that the anions are preferentially solvated by the organic
solvents relative to water. The anion solvation sphere compositions with changing bulk composition, as
well as preferential solvation equilibrium constants, K11
", are determined from the NMR data.
Significant non-linear variations of the 195Pt NMR chemical shift for methanol and acetonitrile solutions of
PtXt (X = Cl, Br) ·with increasing NaCI04 concentrations indicate the occurrence of {Na+[PtX6
2_]}_
contact ion-pair formation in these solutions. By contrast, the variation of Dp1•195 for aqueous solutions of the
halogenoplatinate anions with increasing sodium perchlorate concentration is slight, revealing that
Na+···PtXe?- ion association is not favoured in the aqueous medium. The 195Pt chemical shift variations are
used to estimate conditional ion-pair formation equilibrium quotients, Q (M"\ for {Na+[Ptxi·Jr contact
ion-pair formation in water, methanol and acetonitrile. The estimated Q values illustrate that the extent of
{Na+[Ptxi·Jr ion-pairing increases in these solvents in the order water< methanol< acetonitrile, which is
in accordance with the solvent donor and acceptor properties. / AFRIKAANSE OPSOMMING: Pt(JV) komplekse met S, 0-donerende aroi"eltioiireum ligande is deur middel van die oksidatiewe addisie
van halogene aan Pt(JJ) uitgangskomplekse gesintetiseer; die kristalstrukture van die Pt(IV) komplekse met
hierdie tipe ligande word vir die eerste keer gerapporteer.
Die behandeling van die Pt(II) komplekse van N,N-dietiel-N'-bensoieltioiireum met 12, Br2 en Cl2 gee
geredelik aanleiding tot die oksidatiewe addisie van die halogene aan die platinum sentrum, en lei, volgens
bepaling met 195Pt KMR, tot die vorming van verskeie geometriese isomere; die produkte cis-bis(N,Ndietiel-
N' -bensoieltioiireato )di-jodoplatinum(IV), 26, en cis-bis(N,N-dietiel-N' -bensoieltioiireato )dibromoplatinum(
IV), 27, is geisoleer en kristallografies gekarakteriseer. Reaksie van cis-/trans-bis(N-bensoiel-N'propieltioiireum-
IGS)dibromoplatinum(II) met Br2, lei ooreenkomstiglik tot oksidatiewe addisie van die
halogeen, met trans-bis(N-bensoiel-N' -propieltioiireum-IGS)tetrabromoplatinum(IV) as produk, 29. 12
ondergaan egter nie oksidatiewe addisie aan cis-ltrans-bis(N-bensolel-N' -propieltioiireum-IGS)dijodoplatinum(
II) nie; 'n verbinding waarin h ingesluit word in 'n kristalstruktuur met trans-bis(N-bensoielN'-
propieltioiireum-IGS)di-jodoplatinum(II), word geisoleer, 28. Kort intermolekulere 1···1 interaksies in die
kristalstrukture van verbindings 26 en 28 lei tot die ontstaan van swak-gebonde molekuul-kettings in die
kristalle.
195Pt KMR dui aan dat met behandeling van die 3 : 3 Pt(II) metallomakrosikliese kompleks van die
3,3,3' ,3 '-tetra(n-butiel)-1, 1 '-tereftaloielbis(tioiireum) ligand met 12 of Br2, daar stapsgewyse oksidatiewe
addisie van die halogene aan die Pt(II) ione in die kompleks plaasvind. Behandeling van die 2 : 2 Pt(II)
kompleks van 3,3,3' ,3 '-tetraetiel-1, 1 '-isoftaloielbis(tioiireum) met 12 gee ook aanleiding tot oksidatiewe
addisie, met 'n 2 : 2 trans-Pt(IV)-jodo metallomakrosikliese kompleks as produk, 35. Die ooreenkomstige
trans-Pt(IV)-X (X = Br, Cl) komplekse is gesintetiseer deur middel van oksidatiewe addisie in 'n
elektrolitiese se! wat die 2 : 2 Pt(II) uitgangskompleks bevat tesame met 'n toepaslike haliedsout in
dichlorometaan. Die 2 : 2 trans-Pt(IV)-X (X = I, Br, Cl) komplekse, 36 en 37, is geisoleer en
kristallografies gekarakteriseer. lntermolekulere I··· I interaksies tussen molekule in kristalle van verbinding
35, gee aanleiding tot kettings van swak-gebonde molekule in die struktuur. 195 Pt KMR word gebruik om die hidraterings-/solvaterings-sfere van die PtX/" (X = Cl, Br) anione te
ondersoek, asook om die voorkoms van {Na + [PtCIX/}F kontak-ioonparing in nie-waterige oplosmiddels te
bestudeer.
Die195Pt KMR chemise verskuiwing van die PtXl" (X= Cl, Br) anione in D20 en in verskeie organiese
oplosmiddels is bepaal, en word bespreek met verwysing na die polariteite asook die donor- en
akseptoreienskappe van die oplosmiddels. Die nie-lineere variasies van Op1_195 vir die anione met
veranderende oplosmiddelsamestelling in waterige binere mengsels met die organiese oplosmiddels, dui
aan dat die anione by voorkeur deur die organiese oplosmiddels gesolvateer word. Die solvateringssamestelling
van die anione met veranderende oplosmiddelsamestelling, asook ewewigskonstantes vir die
voorkeur-solvatering deur die organiese oplosmiddels, K11
", word met behulp van die KMR data bepaal.
Beduidende nie-lineere variasies van Op1_195 in metanol en asetonitriel oplossings van PtXl" (X = Cl, Br)
met toenemende NaC104 konsentrasies, dui op die voorkoms van {Na +[PtClxl-]}- kontak-ioonparing in die
oplossings. Die variasies van Op1_195 in waterige oplosings van die anione met toenemende NaC104
konsentrasies is egter minder beduidend, waaruit afgelei kan word dat ioonparing nie in die waterige
medium bevoordeel word nie. Die 195Pt chemiese verskuiwings word gebruik om kondisionele
ioonpaarvormings-ewewigskwosiente, Q (M-1
), vir die vorming van {Na+[PtCIXtJr in water, metanol en
asetonitriel af te lei. Die Q-waardes dui in ooreenstemming met die donor- en akseptoreienskappe van die
onderskeie oplosmiddels aan dat die voorkoms van kontak-ioonparing toeneem vir die oplosmiddels in die
volgorde water < metanol < asetonitriel.
|
144 |
A comparative study of the complex formation of molybdenum(VI) and tungsten(VI) with ligands derived from carboxlic acidsRohwer, E. A. (Elisabeth Anna) 03 1900 (has links)
Thesis (PhD)--Stellenbosch University, 2000. / ENGLISH ABSTRACT:
Please refer to fulltext for abstract / AFRIKAANSE OPSOMMING:
Sien asb volteks vir opsomming
|
145 |
Separation of 103Pd from Ag and Rh targets for production of '103 Pd seeds' for prostate cancer brachytherapyAardaneh, Khosro 12 1900 (has links)
Thesis (PhD)--Stellenbosch University, 2002. / ENGLISH ABSTRACT: Radiochemical separation of 103Pd from natAg, usmg a 66 MeV proton-induced
reaction at iThemba LABS, was studied and a radiochemical method was developed
for the separation. For the separation, which comprises the separation of Pd from a
large amount of target material (16 g Ag), as well as Rh radioisotopes produced from
decay of their Pd parents (mainly 101Rhand IOORh),three ion exchange resins were
tested: a Chelex 100 chelating resin, the AG 1-X8 anion exchange resin and a
AG MP-I anion exchange resin. For the optimum elution ofPd from the latter two
resins, two elution curves using water and 5% ammonia solution, were obtained.
With an average recovery of 97.4% and sharper elution curve from the macroporous
AG MP-I, this resin was finally chosen for routine production. To achieve the
separation, a simple, easily operated radiochemical processing system was designed
and installed in a hot cell.
Radiochemical separation of 103Pd from a Rh target was also studied and several
cation and anion exchange resins were tested. A carrier-free separation of 103Pd was
developed, using an AG 1-X8 anion exchange resin. Bombarded tablets of
RhCh.3H20, as the targets, were used for these separations. The procedure,
originally designed for the separation of Pd from Cu and Rh, was modified using
H202 for the oxidation of Ru prior to the sorption on the resin and successfully used
for the separation of isotopes of Rh from the isotopes of Pd, Ru, Tc, Nb, Mo, Zr
and Y, which were produced by 400 MeV 160_ and 12C-induced RhCb.3H20
targets. To elute the Pd from the resin, 5% ammonia solution was used; the
recovery was about 92%.
To prepare the Rh target for routine production, an electroplating method of Rh on a
Cu substrate was developed. Rh(CI04)3, in 0.5 M perchloric acid, was used as the
electrolyte bath. The electroplated Rh was then dissolved by an alternating current
technique, using 6 M HCI and a current density of 2 Alcm2.
For production of the seeds, I03Pd was sorbed on the weakly basic anion exchange
resin Amberlite IRA-93 (600-700 Il), by recycling a 0.5 M Hel solution of Pd
through a 0.5 cm x 1 cm column for 2 hours. The distribution of I03Pd on the resin
beads was measured and RSD of5.7% was obtained.
A funnel was designed to transfer the I03Pd-loaded resin beads into the Ti tubes to
prepare the seeds (0.7 mm LD., 0.8 mm D.D., and 4.5 mm length). To enclose the
tubes as capsules, the end caps were made from 0.02 mm Ti sheet and several pieces
were designed and machined for the welding of the caps to the tubes. A spotwelding
machine was used for the welding, after small, but vital modifications. / AFRIKAANSE OPSOMMING: Palladium-l03 kan volgens twee produksieroetes by iThemba LABS
vervaardig word, naamlik deur die volgende protongeïnduseerde reaksies:
natAg(p,xn)lo3Cd (ty,=7.3 m) ~ 103Ag (ty,=1.1 h) ~ 103Pden
I03Rh(p,n) ~ 103Pd.
'n Radiochemiese metode om 103Pd van die Ag-skyfmateriaal te skei, is
ontwikkel. Hierdie metode, wat gebaseer is op anioonuitruilerchromatografie
met die makroporeuse hars AG MP-I, behels die skeiding van I03Pd van 'n
groot hoeveelheid skyfmateriaal (16g Ag), sowel as van Rh-radionukliede
(hoofsaaklik looRh en IOlRh), wat geproduseer word deur die verval van hulle
Pd-moederisotope. As die Pd met 5% ammonia oplossing geëlueer word, is 'n
97.4% herwinning moontlik. 'n Radiochemiese paneel is ontwerp, gebou en in
'n warmsel geïnstalleer vir roetine produksie.
'n Metode om Rh op 'n kopersubstraat te elektroplateer is ook ontwikkel om
'n Rh-skyf te verkry vir die protonbombardement. 'n Oplossing van 0.5 M
HCI04 - Rh(HCI04)3 is as die elektrolietbad gebruik. Die geëlektroplateerde
Rh is opgelos in 6 M HCI deur gebruik te maak van 'n wisselstroomtegniek,
met 'n stroomdigtheid van 2A1cm2. 'n Metode om "draervrye" I03Pd vanaf die
Rh-skyfmateriaal te skei, is ook ontwikkel.
Gebombardeerde pille van RhCh.3H20 is as skywe gebruik in die onaktiewe
studies. AGI-X8 anioonuitruilerhars is vir hierdie skeidings gebruik en daar is
gebruik gemaak van 'n metode wat oorspronklik ontwerp is vir die skeiding
van Pd van Cu en Rh. Hierdie prosedure is net effens aangepas deur H202 te
gebruik vir die oksidasie van Ru, alvorens dit op die hars gesorbeer is. Hierdie
metode is ook suksesvol gebruik vir die isolering van Rh van radionukliede
van Pd, Ru, Tc, Nb, Mo, Zr, ens, wat geproduseer is deur 400 MeV 160_ en
12C-geïnduseerde reaksies met Rh in RhCi).3H20 skywe. 5% ammoniakoplossing is gebruik om die Pd uit die hars te elueer, met 'n herwinning van
92%.
Om die saadjies vir implantering te maak, is 103Pd op 'n matige basiese
anioonuitruilerhars Amberlite IRA-93 gesorbeer deur 'n 103pd-oplossing, in
0.5 M Hel, deur 'n 0.5 ' lcm kolom te hersirkuleer vir 2 uur. 'n Tregter is
ontwerp om die I03Pd-gelaaide harskorrels oor te dra na die titaanbuisies (0.7
mm binnedeursnit, 0.8 mm buitedeursnit en 4.5 mm lank). Om die buisies te
verseël, is dekseltjies uit 'n 0.02 mm titaanplaat gesny. Verskeie dekseltjies is
gemasjieneer om op die buisies vas te sweis. 'n Punt-sweismasjien is gebruik
vir die sweiswerk nadat geringe, maar belangrike, aanpassings aan die masjien
gedoen is.
|
146 |
Interactions of quinoline antimalarial drugs with ferrihaem : structural and kinetic insights into the inhibition of malaria pigment formationGildenhuys, Johandie 12 1900 (has links)
Thesis (PhD)--Stellenbosch University, 2013. / ENGLISH ABSTRACT: The work in this dissertation provides structural and kinetic insight into the mechanism of
action of quinoline antimalarial drugs which may aid rational drug design. Quinoline
antimalarial drug-ferrihaem (Fe(III)PPIX) complexes were investigated. Single crystal Xray
diffraction (SCD) structures of the complexes formed between Fe(III)PPIX and the
quinoline methanol antimalarials quinine, quinidine and mefloquine have been determined,
and are the first observed structures of complexes formed between free Fe(III)PPIX and
quinoline antimalarial compounds. Quinine, quinidine and mefloquine are shown to have a
three-point binding mode to Fe(III)PPIX, which comprises direct coordination of the drug
to the Fe(III) centre through its benzylic alcohol functionality, π-stacking between the drug
and porphyrin aromatic systems, and intramolecular hydrogen bond formation between the
porphyrin propionate group and the protonated quinuclidine nitrogen atom of the drug in
the case of quinine and quinidine, and formation of an intramolecular hydrogen bonding
network in the case of mefloquine. Extended X-ray absorption fine structure spectroscopy
(EXAFS) was use to elucidate structural information of Fe(III)PPIX-drug complexes in
solution, and indicates that coordination persists in solution.
The protocol for lipid-mediated formation of β-haematin, where monopalmitic glycerol
was used as a model lipid, was successfully modified to incorporate antimalarial drugs into
the aqueous layer in order to investigate drug activity under biologically-relevant
conditions. Four compounds were chosen, namely chloroquine and amodiaquine, both 4-
aminoquinolines and quinine and quinidine. IC50 values for the inhibition of β-haematin
formation show good correlation with biological activities determined against a
chloroquine-sensitive Plasmodium falciparum strain. The lipid-water interface system was
further used to investigate the effects of quinine, quinidine chloroquine and amodiaquine
on the kinetics of β-haematin formation. The results led to the development of a kinetic
model based on the Avrami equation and the Langmuir isotherm. The data strongly support
a mechanism of antimalarial drug action by adsorption to the growing face of haemozoin,
with precipitation of Fe(III)PPIX at high drug concentrations accounting for decreased
yields. Adsorptions constants (log Kads) determined for each drug show a strong correlation
with biological activity. Finally, the first SCD structure of the μ-propionato dimer of
Fe(III)PPIX, the structural unit of haemozoin, has been determined as its DMSO solvate.
EXAFS suggests that this species is only formed upon nucleation, with the π-π dimer
species being favoured in solution. / AFRIKAANSE OPSOMMING: Die werk in die dissertasie verleen struktuur en kinetiese insig in the meganisme van
aktiwiteit vir kinolien antimalariamiddels wat kan bydra tot die ontwikkeling van nuwe
medisyne. Kinolien antimalariamiddel-ferriheem (Fe(III)PPIX) komplekse was ondersoek.
Navorsing is gedoen op die enkelkristal X-straaldiffraksie strukture van die komplekse
gevorm tussen Fe(III)PPIX en die kinolien metanol antimalaria middels kinien, kinidien en
mefloquine. Die strukture is die eerste komplekse wat waargeneem is tussen vrye
Fe(III)PPIX en kinolien antimalariamiddels. Kinien, kinidien en mefloquine het ʼn driepunt
bindingsvorm, direkte koördinasie met die Fe(III) deur die bensielalkohol groep, ʼn π-
stapel tussen die middel en die porfirien aromatiese sisteem, ʼn intramolekulêre
waterstofbinding tussen the porfirienpropionaat funksie en die geprotoneerde kinuklidien
stikstofatoom (kinien en kinidien) en ʼn netwerk van intramolekulêre waterstof bindings
(mefloquine) insluit. Uitgebreide X-straal absorpsie fyn struktuur spektroskopie (EXAFS)
is gebruik om inligting oor Fe(III)PPIX-middel komplekse in oplossing te verkry en het
aangedui dat die koördinasie in oplossing voorkom.
Deur gebruik te maak van monopalmitiengliserol as die lipid in the lipid-water interfase
sisteem, waar antimalariamiddels suksesvol in die buffer geïnkorporeer was, was die
middel se aktiwiteit onder biologiese kondisies geondersoek. Vier middels was gekies
naamlik, chloroquine en amodiaquine, albei 4-aminokinoliene en kinien en kinidien om die
IC50-waarde vir inhibisie van β-hematien vorming te bepaal. Die IC50 waardes het ʼn goeie
korrelasie met biologiese aktiwiteite teen die chloroquine-sensitiewe Plasmodium
falciparum stam gewys. Die lipid-water interfase-sisteem was ook gebruik om die effek
van kinien, kinidien, chloroquine en amodiaquine op die kineties effek op die vorming van
β-hematien te ondersoek. Die resultate het gelei to die ontwikkeling van die kinetiese
model gebaseer op die Avrami vergelyking en die Langmuir isoterm. Die data ondersteun
ʼn meganisme van middel aksie waar die middel teen die groeiende vlak van hemosoïen
kristal adsorbeer. Die neerslag van Fe(III)PPIX wat vorm by hoë konsentrasies, het gelei
tot laer opbrengste. Die adsorpsiekonstante (log Kads) bepaal vir elke middel, het goeie
korrelasie met biologiese aktiwiteit getoon. Enkelkristal X-straaldiffraksie strukture van μ-
propionatodimeer van Fe(III)PPIX, die struktuur eenheid van hemosoïen, was bepaal as ʼn
DMSO solvaat. EXAFS het aangedui dat die spesie slegs by kernvorming ontstaan en dat
die π-π dimeerspesie in oplossing voorkom.
|
147 |
Comprehensive two-dimensional liquid chromatographic analysis of phenolicsKalili, Kathithileni Martha 12 1900 (has links)
Thesis (PhD)--Stellenbosch University, 2013. / ENGLISH ABSTRACT: Phenolic chemistry is quite complex; natural phenolic compounds vary widely in terms of size and
chemical properties. The high structural diversity within this family presents severe analytical
challenges. High performance liquid chromatography (HPLC) is the preferred method for phenolic
analysis; however, conventional HPLC methods offer limited separation power and often provide
incomplete separation of the large number of components present in natural phenolic extracts.
Multi-dimensional chromatographic techniques have proven much more effective in the analysis of
complex samples. The current study explored the potential of comprehensive two-dimensional
liquid chromatography (LC×LC) for the characterisation of phenolic compounds in complex natural
products, with the emphasis on proanthocyanidins (PACs).
Initial work focused on the evaluation of the state of the art in phenolic analysis, to allow
information which was used in the development of optimal 1-D separations for use in LC×LC. The
combination of hydrophilic interaction chromatography (HILIC) in the first dimension with reversedphase
liquid chromatography (RP-LC) in the second dimension afforded an orthogonal and
powerful separation system for phenolics, providing separation on the basis of hydrophilicity and
hydrophobicity, respectively. A detailed and systematic procedure was therefore developed to
allow the optimisation and evaluation of on-line, off-line and stop-flow HILIC×RP-LC methods.
Results showed that all three approaches provide much better separation performance than
conventional one-dimensional LC (1-D LC) techniques. On-line HILIC×RP-LC offers automation,
shorter analysis times, better reproducibility and minimal sample exposure. The off-line and stopflow
methods are characterised by much higher peak capacities, but relatively long analysis times.
It was also demonstrated that stop-flow operation results in negligible additional band broadening
for procyanidins (PCs), implying that this method is an attractive alternative to the off-line method
as it offers automation and minimal sample handling. Experimental verification of the predictions
based on fundamental principles confirmed the validity of the optimisation procedure for cocoa
PCs.
The hyphenation of on-line HILIC×RP-LC separation with fluorescence (FL) and mass
spectrometry (MS) detection methods provided enhanced resolution in a practical analysis time
with the added benefit of selective detection and greater certainty in compound identification. This
strategy proved much more powerful, as demonstrated by the identification of the highly complex
PACs in grape seeds based on chromatographic retention data in two dimensions and accurate
mass information. It was further shown that on-line coupling of HILIC×RP-LC separation with an
optimised radical scavenging assay provides an improved approach for screening of individual
radical scavengers in complex phenolic fractions, as demonstrated for cocoa, grape seed and
green tea extracts. / AFRIKAANSE OPSOMMING: Fenoliese chemie is baie kompleks; natuurlike fenoliese verbindings varieer in terme van beide
grootte en chemiese eienskappe. Hierdie hoë strukturele diversiteit binne die familie bied
daadwerklike analitiese uitdagings. Hoëverrigtingvloeistofchromatografie (HPLC) is die voorkeurmetode
vir fenoliese analises, maar konvensionele HPLC metodes bied egter 'n beperkte
skeidingsvermoë en verskaf dikwels onvolledige skeiding van die groot aantal komponente
teenwoordig in natuurlike fenoliese ekstrakte. Multi-dimensionele chromatografiese tegnieke is
bewys om baie meer effektief te wees met betrekking tot die ontleding van komplekse monsters.
Hierdie studie ondersoek die potensiaal van omvattende twee-dimensionele vloeistof
chromatografie (LC×LC) vir die karakterisering van fenoliese verbindings in komplekse natuurlike
produkte, met die fokus op pro-antosianidiëne (PAC’s).
Aanvanklike werk het gefokus op die evaluering van moderne tegnieke vir fenoliese analise –
inligting wat in die ontwikkeling van optimale 1-D skeidings vir die toepasing in LC×LC gebruik is.
Die kombinasie van hidrofiliese interaksie chromatografie (HILIC) in die eerste dimensie met
omgekeerde-fase vloeistof chromatografie (RP-LC) in die tweede dimensie verleen 'n ortogonale
en kragtige skeidingsisteem vir fenoliese komponente en verskaf skeiding op grond van
onderskiedelik hidrofiliteit en hidrofobiteit. ‘n Gedetailleerde en sistematiese prosedure is dus
ontwikkel om die optimisering en evaluering van aan-lyn, af-lyn en stop-vloei HILIC×RP-LC
metodes uit te voer. Resultate het getoon dat al drie benaderings baie beter skeidingsvermoë bied
as konvensionele een-dimensionele LC (1-D LC) tegnieke. Aan-lyn HILIC×RP-LC bied
outomatisering, korter ontledingstyd, beter herhaalbaarheid en minimale monster blootstelling. Die
af-lyn en stop-vloei metodes word gekenmerk deur 'n veel hoër piekkapasiteit, maar relatief lang
ontledingstye. Daar is ook getoon dat die stop-vloei prosedure geringe bykomende bandverbreding
vir prosianodiniëne (PC’s) tot gevolg het, wat beteken dat hierdie metode 'n aantreklike alternatief
is vir die af-lyn metode aangesien dit outomatisering bied en minimale monster hantering behels.
Eksperimentele verifiëring van die voorspellings gebaseer op fundamentele beginsels bevestig die
geldigheid van die optimalisering proses vir kakao PCs. Die koppeling van aan-lyn HILIC×RP-LC
skeiding met fluoressensie (FL) en massaspektrometrie (MS) deteksie verskaf verbeterde
resolusie binne 'n praktiese ontledingstyd saam met die bykomende voordeel van selektiewe
opsporing en groter sekerheid betreffende die verbindings se identifikasie. Hierdie strategie was
baie meer kragtig, soos gedemonstreer deur die identifisering van die hoogs komplekse PAC’s in
druiwepitte gebaseer op chromatografiese behoud van die integriteit van die data in twee
dimensies tesame met akkurate massa inligting. Daar is verder getoon dat aanlyn koppeling van
HILIC×RP-LC skeiding met 'n geoptimiseerde radikale vangers deteksie-metode 'n beter
benadering bied om die gedrag van individuele radikale vangers in komplekse fenoliese fraksies te
bestudeer, soos bewys is vir kakao, druiwepitte en groen-tee ekstrakte.
|
148 |
Chemical communication : chemical characterization of volatile constituents of urine of the southern African cheetah, Acinonyx jubatus jubatus, using headspace sampling and GC-MSVisser, Runine (Runine Cecile) 12 1900 (has links)
Thesis (MSc)--Stellenbosch University, 2002. / ENGLISH ABSTRACT: The cheetah, Acinonyx jubatus, sometimes referred to as "the greyhound of the
cats", is probably the most elegant member of the cat family. Formerly widespread in
southern Africa it is now threatened with extinction. It occurs in open savanna and
light woodland, but also hilly country on occasion. The cheetah is a predator that can
reach speeds of more then 110 km/h in short bursts. With a mass of between only 40
to 60 kg, it is not very powerful and cannot defend itself very effectively against
carnivores such as the lion and hyaena, for example. This might be the reason why,
in order not to advertise its presence, the urine of this animal is practically odourless.
In turn, this might explain why no research has so far been devoted to the urine of
this animal. In contrast extensive work has been done on the chemical
characterisation of the urine of many other carnivores, notably the lion.
Extraction of the urine with dichloromethane gave too little material for GC-MS.
SPME sampling of the urine itself gave insufficient sample enrichment. Better results
were obtained when an SPME-type of headspace sampling, using a larger mass of
polydimethylsiloxane, was employed although many of the constituents of the urine
could still barely be detected. The compounds identified include a large number of
ketones, aldehydes, cyclic and acyclic ethers, carboxylic acids, amides two sulphur
compounds in barely detectable quantities, and elemental sulphur. Perhaps the most
remarkable result of this thesis is that it was found that the urine of the cheetah,
although it is a carnivore, does not contain several sulphur compounds in relatively
high concentrations. However, it does contain elemental sulphur. Perhaps a
mechanism exists by which the cheetah can convert strongly odorous sulphur
containing compounds into the less strongly smelling sulphur. / AFRIKAANSE OPSOMMING: Die jagluiperd, Acinonyx jubatus, 'n roofdier wat tydens 'n jagtog vir kort tye snelhede
van meer as 110 km/h kan bereik, is waarskynlik die elegantste lid van die katfamilie.
Met sy vaartbelynde liggaam weeg die dier egter slegs tussen 40 en 60 kg kan hy
homself nie doeltreffend teen groter roofdiere verdedig nie. Chemiese verbindings,
sogenaamde feromone, wat onder andere in die uriene uitgeskei word, word dikwels
deur diere gebruik vir gebiedsafbakening en om met ander lede van die spesie te
kommunikeer. Die uriene van die jadluiperd is egter feitlik reukloos. Tot dusver is
die chemiese samestelling van die uriene van die jagluiperd nog nie ondersoek
nie.
Ekstraksie van die uriene met dichlorometaan het te min materiaal vir
gaschromatografies-massaspektrometriese analise opgelewer, maar bevredigende
resultate is verkry deur van 'n verbeterde monsternemingsmetode gebruik te maak.
'n Groot aantal organiese verbindings en twee swawelbevattende verbindings in
skaars waarneembare hoeveelhede is in die uriene geïdentifiseer. Daar is egter 'n
aansienlike hoeveelheid van die element swawel is in die uriene gevind.
Laasgenoemde ontdekking, is die mees verbasende resultaat van hierdie navorsing.
Die uitskeiding van swawel in uriene is, sover bekend, eenmalig in die
soogdierwêreld. Dit is moontlik dat die jagluiperd oor 'n meganisme beskik om
swawelverbindings wat baie sterk ruik om te sit na swawel wat nie so sterk ruik nie.
Hierdie meganisme sal die dier se kanse op oorlewing verbeter deur van die
swawelbevattende verbindings in sy dieet ontslae te raak sonder om sy
teenwoordigheid in die omgewing te adverteer.
|
149 |
Ligand modification of Pluronic F108 for use in immobilized metal affinity separation of bio-macromoleculesVan Kralingen, Leon 03 1900 (has links)
Thesis (MSc)--Stellenbosch University, 2002. / ENGLISH ABSTRACT: Inthis work we aim to put into place a system to separate or immobilise biomacromolecules
by means ofimmobilised transition metal ions like nickel(II) or
copper(II). Although the concept of immobilised metal affmity chromatography
(IMAC) has been around since the early 1960's, the metal ions were always
immobilised by covalent modification of the support matrix. Recently the concept of
IMAC was applied to membranes, and again the metal ion was immobilised by
covalent modification of the membrane surface. Inthis study we covalently modified
the support matrix by attaching a linear, EDTA type ligand to the hydroxy end groups
of a tri-block copolymer (polyethylene oxide (PEO)m = 129 - polypropylene oxide
(PPO)n = 56 - polyethylene oxide (PEO)m= 129), Pluronic® F108. The middle block of
this polymer, which is hydrophobic, will non-covalently adsorb onto the membrane
surface through hydrophobic interaction. The hydrophilic outer blocks, with the
ligand modified end groups, will associate with the aqueous substrate exposing the
chelated metal ion for interaction with the bio-macromolecules. This affords a system
which is recyclable, without replacing the membranes, simply by stripping the expired
ligand modified-polymer and adsorbing fresh polymer.
A series of model ligands and their complexes were synthesised and characterised, to
study the coordination of the ligand around the metal ions. The model compounds
were also essential in characterising the final product - the ligand modified Pluronic.
Finally the ligand modified Pluronic was tested for its metal binding capabilities.
This was done in aqueous solution by qualitatively comparing the UV-VIS spectra of
the modified Pluronic with that of the model ligands and complexes. The spectra
indicate that metal coordination does take place. / AFRIKAANSE OPSOMMING: In die studie het ons beoog om 'n sisteem daar te stel vir die skei en immobilisering
van bio-makromolekules deur middel van oorgangsmetale soos nikkel(II) en
koper(II). Alhoewel die beginsel van geïmmobiliseerde Metaal-ioon Affmiteits
Chromatografie (IMAC) reeds sedert die vroeë 1960's bekend is, is die metaal ione
geïmmobiliseer deur kovalente modifikasie van die draermaterial. Onlangs is die
beginsel van IMAC uitgebrei na membrane en ook hierin is die metaalione
geïmmobiliseer deur kovalente modifikasie van die membraanoppervlaktes. In die
projek het ons die draermateriaal kovalent gemodifiseer deur 'n lineêre EDT A-tipe
ligand te koppel aan die hidroksie eindgroepe van 'n tri-blok ko-polimeer (poli-etileen
oksied (PEO)m = 129 - poli-propileen oksied (PPO)n = 56 - poli-etileen oksied (PEO)m =
129), Pluronic® FI08. Die middelste blok van die polimeer, wat hidrofobies is, sal nie-kovalent
aan die membraan oppervlakte adsorbeer d.m. v hidrofobiese interaksie. Die
hidrofiliese buite blokke, met die ligand-gemodifiseerde eindgroepe, sal assosieer met
die waterige substraat en die metal ioon blootstel vir interaksie met die biomakromolekules.
Dit stel dus 'n sisteem in plek wat herbenut kan word, sonder om
die membrane te vervang, deur eenvoudig die ligand-gemodifiseerde polimeer wat
verval het te stroop en te vervang met nuwe polimeer.
'n Reeks modelligande en hul komplekse was gesintetiseer en gekarakteriseer om die
koördinasie van die ligande rondom die metaal ione te bestudeer. Dié model
verbindings was van groot belang in die karakterisering van die finale produk - die
ligand-gemodifiseerde Pluronic.
Laastens is die ligand-gemodifiseerde Pluronic getoets vir sy metaal bindings
vermoeë. Dit is gedoen deur die UV-VIS spectra van die gemodifiseerde Pluronic
kwalitatiefte vergelyk met die spectra van die modelligande en komplekse, in
waterige oplossings. Die spectra dui aan dat metaalbinding wel plaasvind.
|
150 |
Metaloxycarbene complexes : synthesis, characterisation and reactivity in catalysisNel, Jacques 03 1900 (has links)
Thesis (MSc)--Stellenbosch University, 2002. / Please refer to fulltext for abstract / Verwys asb na volteks vir opsomming
|
Page generated in 0.7114 seconds