Abstract in English and German / The reported PhD research study was conceived from real water problems experienced by a rural community in South Africa (SA). Specifically, water quality in the Nandoni Dam situated in the Vhembe District, Limpopo Province, South Africa was assessed in order to determine its fitness for use, following complaints by community members using this water for drinking and domestic purposes. The dam supplies water to 55 villages with approximately 800 000 residents. At the inception of the study, there was little scientific information relating to the quality of the water in the dam. Water samples from various sites across the Nandoni Dam, a primary source of domestic water supply in the region, were collected through each season of the year over a period of 12 months to ascertain the concentrations of dissolved salts in the dam. Additionally, harmful polycyclic aromatic hydrocarbons (PAHs) and phenols were assessed. The concentrations of the ions contributing to water salinity were generally lower than the brackish water bracket (i.e. 500 – 30 000 mg/L) but too high for potable water. The concentration of the phenols was relatively higher than the threshold limit of drinking water. Therefore, the water sourced from the Nandoni Dam was found not suitable for human consumption and therefore required integrated water resource management, as well as robust and cost-effective water treatment especially since the salinity of the water was high even after treatment by a water treatment plant sourcing water from the dam. In an attempt to develop a suitable energy-efficient technology or system for complete removal of salts (desalination) from the salty water (including brackish water), electrospun polyvinylidene fluoride (PVDF) nanofibre membranes were synthesised and evaluated for removal of salts using the Direct Contact Membrane Distillation (DCMD) process. The nanofibre membranes were synthesised with combined high mechanical stability, porosity, and superhydrophobicity to prevent fouling and wetting while maintaining high salt rejection and water flux. Organically functionalised silica nanoparticles (f-SiO2NPs) were embedded on PVDF nanofibre membranes using an in-situ electrospinning technique for superhydrophobicity enhancement. These modified membranes displayed Young’s modulus of ~43 MPa and showed highly porous properties (~80% porosity, 1.24-1.41 μm pore sizes) with superhydrophobic surfaces (contact angle >150°). Membranes embedded with octadecyltrimethoxysilane (OTMS), and chlorodimethyl-octadecyl silane (Cl-DMOS), octadecyltrimethoxysilane (ODTS)-modified SiO2NPs were the most efficient; rejecting >99.9% of NaCl salt, with a water flux of approximately 30.7-34.2 LMH at 60°C, thus indicating their capacity to produce potable water. The superhydrophobic membranes were coated with a thin layer consisting of carboxylated multiwalled carbon nanotubes (f-MWCNTs) and silver nanoparticles (AgNPs) to reduce membrane fouling. The AgNPs and f-MWCNTs were uniformly distributed with size diameters of 28.24±1.15 nm and 6.7±2.1 nm respectively as evidenced by transmission electron microscopy (TEM) micrographs. The antibacterial AgNPs embedded in the PVDF nanofibre membranes inhibited the growth of Gram-positive Geobacillus stearothermophilus and Staphylococcus aureus as well as Gram-negative Pseudomonas aeruginosa and Klebsiella pneumoniae indicating their potential to prevent biofilm formation. Fouling tests were conducted using bovine serum albumin (BSA), sodium alginate, colloidal silica, and thermophilic bacteria effluent as model organic, inorganic, and bio-foulants, respectively, using DCMD. The uncoated membranes were characterised by a flux decays ranging from 30% to 90% and salt rejection decays ranging from 1.4% to 6.1%. Membrane coating reduced the flux and salt rejection decays to 10–24% and 0.07–0.75%, respectively. Although the initial flux decreased from 42 to  16 LMH when using coated membranes, the resistance of these coated membranes to water flux and salt rejection decays indicated that coating could be a suitable one-step solution for fouling mitigation in DCMD. The major challenge would be to design the MD membranes with architectures that allow a high-water flux to be maintained i.e., a highly porous layer. Furthermore, the volatile compounds bearing hydrophobic groups were pretreated to reduce their fouling capacity on PVDF nanofibre membranes. In this study, polyacrylonitrile (PAN) and polyethylene-imine (PEI) functionalised-PAN nanofibre membranes were synthesised and evaluated as a pretreatment for the removal of chlorophenol and nitrophenol from solutions. Under optimised experimental conditions, adsorption capacities ranging from 27.3 – 38.4 mg/g for PAN and PEI-modified nanofibres, respectively, were recorded. The PEI-functionalised nanofibres showed a high potential as a pretreatment step to be integrated to MD process. Ultimately an integrated water desalination system was developed. This involved a pretreatment filter (pore size ~100 μm) containing PEI-functionalised PAN nanofibre materials to reduce particulates and large molecules of dissolved organic/inorganic compounds from the water to be treated. In this research, it was observed that the pre-treatment step was not sufficient in removing all traces of compounds causing fouling of the superhydrophobic PDVF nanofibre membranes. As such, coating of the membranes with a thin hydrophilic layer and coupled with the filtration pretreatment step was found to provide fouling-resistance properties, high salt rejection, and low flux decays on brackish water collected at an estuary in Belgium and the Nandoni Dam in South Africa, demonstrating the potential of the MD separation process towards potable water recovery from brackish water. / Het onderzoek in dit proefschrift was gebaseerd op concrete waterproblemen die een landelijke gemeenschap in Zuid-Afrika (SA) ervaart. In het bijzonder werd de waterkwaliteit in het Nandoni-reservoir in het Vhembe-district in de provincie Limpopo in Zuid-Afrika onderzocht, om te bepalen of dit water geschikt is voor gebruik, na klachten van leden van de gemeenschap die dit water gebruiken als drinkwater en voor huishoudelijk gebruik. Het reservoir levert water aan 55 dorpen met ongeveer 800.000 inwoners. Bij het begin van het onderzoek was er weinig wetenschappelijke informatie over de kwaliteit van het water in het reservoir. Watermonsters van verschillende locaties in het reservoir, dat een primaire bron van drinkwater is in de regio, werden gedurende verschillende seizoenen van het jaar verzameld over een periode van 12 maanden, om de concentraties van de meest voorkomende ionen in het reservoir te bepalen. Bovendien werden de concentraties van schadelijke polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK's) en fenolen gemeten. De concentraties van de ionen die bijdroegen aan het zoutgehalte van het water waren in het algemeen lager dan de drempel om het water als brak water te bestempelen (dat wil zeggen 500 – 30 000 mg/l), maar waren te hoog voor drinkwater. De concentratie van de fenolen was hoger dan de limiet voor drinkwater. Daarom bleek het water afkomstig van het Nandoni reservoir niet geschikt voor menselijke consumptie. Een beter geïntegreerd waterbeheer is dus nodig om deze bron voor drinkwater te beschermen, naast een robuuste en kosteneffectieve waterbehandeling. Deze waterbehandeling moet vooral het zoutgehalte van het water naar beneden halen, maar ook de concentraties van fenolen. In een poging om een geschikte energie-efficiënte technologie of een systeem voor de volledige verwijdering van zouten (~ontzilting) uit brak water te ontwikkelen, werden elektrisch gesponnen polyvinylideenfluoride (PVDF) nanovezelmembranen gesynthetiseerd en beoordeeld op verwijdering van zouten met behulp van Direct Contact Membraandestillatie (DCMD). De nanovezelmembranen hadden een gecombineerde hoge mechanische stabiliteit, porositeit en superhydrofobiciteit, die hielp om vervuiling (fouling) en vloeistofintrede in de poriën (wetting) te voorkomen, terwijl een hoge zoutverwijdering en hoge waterflux doorheen de membranen gehandhaafd bleven. Organische gefunctionaliseerde silica-nanodeeltjes (f-SiO2NP's) werden nadien geïncorporeerd in de PVDF nanovezelmembranen met behulp van een in-situ elektrospinning techniek om zo een nog grotere superhydrofobiciteit te bekomen. Deze gemodificeerde membranen hadden een degelijke treksterkte (Young's modulus van ~ 43 MPa) en waren zeer poreus (~ 80% porositeit, 1.24-1.41 μm poriegrootte). Het oppervlak van de membranen vertoonde inderdaad superhydrofobe eigenschappen (contacthoek met water > 150 °). De membranen ingebed met octadecyltrimethoxysilaan (ODTS) SiO2NP's waren het meest efficiënt: ze toonden een zoutretentie van> 99.9% voor NaCl, bij een waterflux van ongeveer 30.7-34.2 l/(m².h) bij 60 ° C (ten opzichte van 20°C in het permeaat), wat aangeeft dat ze in staat zijn om drinkbaar water te produceren. De superhydrofobe membranen werden nadien ook gecoat met een dunne laag bestaande uit gecarboxyleerde multiwall-carbon nanotubes (f-MWCNT's) en zilver nanodeeltjes (AgNP's), in een poging om membraanvervuiling te verminderen. De AgNP's en f-MWCNT’s hadden uniforme diameters van respectievelijk 28,24 ± 1,15 nm en 6,7 ± 2,1 nm (zoals bleek uit transmissie-elektronenmicroscopie (TEM)). De antibacteriële AgNP's ingebed in de PVDF-nanovezelmembranen remden de groei van Gram-positieve Geobacillus stearothermophilus en Staphylococcus aureus bacteriën, evenals Gram-negatieve Pseudomonas aeruginosa en Klebsiella pneumoniae bacteriën. Dit toont het potentieel van deze membranen om biofilmvorming te voorkomen. Vervuilingsproeven (in DCMD) werden uitgevoerd met behulp van runderserumalbumine (BSA), natriumalginaat, colloïdaal silica, en thermofiele bacteriën - als respectievelijk organische, anorganische en biologische vervuiling. De niet-gemodificeerde membranen werden gekenmerkt door een fluxverval, met een daling van de flux met 30% tot 90%, naast een daling van de zoutretentie met 1.4% tot 6.1%. Bij de gecoate membranen daalde de flux slechts met 10-24% en de zoutverwijdering slechts met 0.07-0.75% respectievelijk. Hoewel de initiële flux ook afnam (van 42 naar ± 16 l/(m².h)) bij het gebruik van gecoate membranen, toonde de hogere weerstand tegen vervuiling van deze gecoate membranen aan dat deze coating een geschikte oplossing zou kunnen zijn tegen vervuiling in DCMD. Bovendien kan de synthese in één stap verlopen. De grootste uitdaging zal echter zijn om MD-membranen te ontwerpen waarbij de coating de oorspronkelijke waterflux/de porositeit van de membranen niet teveel verlaagt. Daarnaast werden gemodificeerde PVDF nanovezels geproduceerd om de verwijdering van vluchtige, hydrofobe stoffen (zoals fenolen) door adsorptie aan deze vezels te verhogen. Er werden polyacrylonitril (PAN) en polyethyleen-imine (PEI) gefunctionaliseerde PAN nanovezels gesynthetiseerd, waarna deze geëvalueerd werden als adsorbens (en dus voorbehandeling voor de membraanstap) voor chloorfenol en nitrofenol. Onder geoptimaliseerde experimentele omstandigheden werden adsorptiecapaciteiten tussen respectievelijk 27.3 en 38.4 mg / g voor PAN- en PEI-gemodificeerde nanovezels gemeten. De PEI-gefunctionaliseerde nanovezels vertoonden een hoog potentieel als een voorbehandelingsstap voor de hierboven beschreven DCMD. Tenslotte werd ook een geïntegreerd waterontziltingssysteem ontwikkeld. Dit systeem bestond uit een voorbehandelingsstap met PEI-gefunctionaliseerde PAN-nanovezels (in de vorm van een membraan met poriegrootte ~100 μm), gevolgd door een gemodificeerde DCMD stap. De voorbehandeling diende om deeltjes en grote opgeloste organische verbindingen uit het te behandelen water te verwijderen voor de DCMD-stap. In dit onderzoek werd waargenomen dat de voorbehandelingsstap niet voldoende was om alle organische contaminanten te verwijderen die vervuiling veroorzaakten op de superhydrofobe PDVF nanovezelmembranen in de DCMD-stap. Toch bleek coating van de DCMD membranen met een dunne hydrofiele laag (gekoppeld aan de voorbehandelingsstap) een voldoende bescherming tegen vervuiling te bieden zodat de zoutretentie en waterflux van deze membranen hoog bleef. De combinatie van voorbehandeling – gemodificeerde DCMD werd succesvol getest op water uit de Schelde en uit het Nandoni reservoir, waarmee het potentieel van de technologie om drinkwater uit brak water te produceren werd aangetoond. / School of Science / Ph.D. (Applied Biological Science : Environmental Technology)

Chromium is a common groundwater pollutant originating from industrial processes such as metal plating, leather tanning and pigment manufacturing. Permeable reactive barriers (PRBs) have proven to be viable and cost-effective systems for remediation of chromium contaminated groundwater at many sites. The purpose of this research presented in this thesis is to focus on two parameters that affect the performance of PRB on chromium removal, namely the concentration of reactive media and groundwater flux by analyzing the data obtained from laboratory column studies. Laboratory scale columns packed with different amounts of iron powder and quartz sand mixtures were fed with 20 mg/l chromium influent solution under different fluxes. When chromium treatment efficiencies of the columns were compared with respect to iron powder/quartz sand ratio, the amount of iron powder was found to be an important parameter for treatment efficiency of PRBs. The formation of H2 gas and the reddish-brown precipitates throughout the column matrix were observed, suggesting the reductive precipitation reactions. SEM-EDX analysis of the iron surface after the breakthrough illustrated chromium precipitation. In addition to chromium / calcium and significant amount of iron-oxides or -hydroxides was also detected on the iron surfaces. When the same experiments were conducted at higher fluxes, an increase was observed in the treatment efficiency in the column containing 50% iron. This suggested that the precipitates may not be accumulating at higher fluxes which, in turn, create available surface area for reduction. Extraction experiments were also performed to determine the fraction of chromium that adsorbed to ironhydroxides. The analysis showed that chromium was not removed by adsorption to oxyhydroxides and that reduction is the only removal mechanism in the laboratory experiments. The observed rate of Cr(VI) removal was calculated for each reactive mixture which ranged from 48.86 hour-1 to 3804.13 hour-1. These rate constants and complete removal efficiency values were thought to be important design parameters in the field scale permeable reactive barrier applications.

Clinoptilolite samples obtained from two deposits in Turkey were tested for their potential in removing cadmium from aqueous solutions. Preliminary experiments in batch mode revealed inferior cadmium uptake at low pH. Particle size was found to have no effect on cadmium removal efficiency suggesting the use of exchangeable cations found in the internal/available sites. Increasing temperature yielded positive, whereas prewashing had no effect on cadmium removal using both clinoptilolite samples. The Langmuir model fitted the equilibrium data for both samples better than the Freundlich model. The capacity reached after conditioning represents about 4 and 3 fold increase for G&ouml / rdes and Bigadi&ccedil / samples, respectively. The relatively poor performance of Bigadi&ccedil / clinoptilolite was due to low clinoptilolite/high impurity contents. Further studies were carried out only with G&ouml / rdes clinoptilolite. The performance of the G&ouml / rdes samples conditioned with various chemicals were NaCl&gt / KCl&gt / As-received&gt / CaCl2&gt / HCl. 20BV of NaCl solution was found to be sufficient with no pH adjustment or water quality requirement during column conditioning. In column experiments, among the tested flowrates 5, 10 and 15 BV/hr, highest flowrate indicated inferior utilization of the removal capacity. No significant difference by decreasing particle size indicated pore diffusion resistance not to be a limiting factor. In five conditioning and regeneration cycles, clinoptilolite exhibited 36% increase in operating capacity. Cadmium removed by clinoptilolite in progressing cycles was concentrated by about 7 times. Overall, this study shows that Manisa-G&ouml / rdes clinoptilolite is advantageous for the removal of cadmium ions from aqueous solutions and hold great potential to be used in practical applications.

In the present study, the recovery of the indigo dyeing rinsing wastewater originating from a denim textile mill to the degree of reuse quality, which generally requires nanofiltration (NF), was investigated. In order to control flux decline and hence to maintain an efficient NF / coagulation, microfiltration (MF) and sequential MF plus ultrafiltration (UF) pretreatment process alternatives were tested. All pretreatment alternatives were optimized to reduce chemical oxygen demand (COD) and color load to NF. Coagulation process was investigated using the coagulants, aluminum sulfate (Al2(SO4)3.18H2O) and ferric chloride (FeCl3.6H2O) by running a series of jar tests. The results showed that coagulation process did not provide an effective and efficient pretreatment due to high dose of coagulant requirement. MF tests run by using 0.45, 2.5 and, 8 &micro / m membranes indicated that MF through 0.45 &micro / m pore-sized membrane is the best process providing 64% color and 29% COD removals, leading to a color value of 2493 Pt-Co and COD of 892 mg /L in the permeate. Application of sequential MF+UF filtration provided a significant benefit over single MF in terms of rejections and also permeate flux. UF applied after MF provided additional 62% color and 4% COD removals leading to 960 Pt-Co color and 856 mg/L COD. NF tests conducted using pretreated wastewater via single MF and sequential MF+UF indicated that single MF is the best pretreatment to NF and this treatment scheme provided 99% color, 97% COD and 80 % conductivity removals and satisfied reuse criteria.

Rapid urbanization and population growth have represented a great challenge to water resources management, since wastewater generated in urban areas forms a non-conventional source, wastewater reuse is being recognized as a sustainable water management approach. This study focuses on with the potential and practibility of implementing wastewater reuse techniques in Izmir region, especially with the aim to use treated wastewater and nutrient for agriculture. To this end, qualititative and quantitative agricultural water demand were considered. This thesis introduces a wastewater reuse planning model and optimization method with an emphasis on the wastewater treatment technology used as well as the agricultural demand in the area of the study. The model was developed with considerations over water quality, wastewater treatment and discharge. The objective of the model is to upgrade existing wastewater treatment plants or to design new treatment plants in regard to reuse wastewater in agriculture. The model is also capable of comparing treatment technologies from the point of design and cost. Three case studies were represented so as to demonstrate the modeling process and optimization studies for agricultural irrigation.

M. Tech. Chemical Engineering. / Discusses the HybridICE filter as a new but economical device for separating the ice from the slurry in freeze desalination processes. There is no direct information in the literature on the filter so there is a need to describe the principles behind the operation. There is also a need to investigate the filtering process in order to increase yield and purity of the ice produced. No design method exists for the filter. A design method has to be established so that when the required flow-rate is determined, the dimensions of the filter can be calculated.

A membrane based treatment scheme was developed for the recovery of the print dyeing wastewaters (PDWs) and the acid dye bath wastewaters (ADBWs) of carpet manufacturing industry. The treatment schemes were developed by selecting the best pre-treatment and treatment processes among the alternatives of chemical precipitation (CP), microfiltration (MF), ultrafiltration (UF) and nanofiltration (NF). The best process train for PDW was CP+NF, where organic matter, color, turbidity and total hardness were removed at &gt / 95%. The alternative process train CP+UF also removed color and turbidity almost completely, however organic matter rejection was low, being 25% at highest. The quality of NF permeates were suitable for dyeing of light colors whereas UF permeates were suggested for washing of the printed carpets or dyeing of the dark colors. The best process train for ADBW was MF (1.0 mm)+NF, where organic matter rejection increased from 65% to 97% due to pH neutralization. Alternatively, sequential NF was required up to three stages in order to achieve similarly high rejections at the acidic pH of ADBW. Therefore, pH neutralization was realized to be a very important operational parameter affecting the treatment scheme. Although pH neutralization increased the flux declines by almost 5%, chemical cleaning was very effective to restore the original fluxes. Finally, ADBW was mixed with PDW, which already had a pH around neutral, so that the pH of ADBW would rise towards neutral without chemical consumption. The results suggested that these wastewaters could be treated together as long as they were mixed up to equal volumes at pH around neutral. Therefore, a final treatment scheme, which involved single NF for the mixture of PDW and ADBW, following their individual pre-treatment stages, was proposed as the most efficient process train.

No description available.

Freshwater scarcity is a dire problem for exposed human societies and natural ecosystems—a problem expected to grow worse with anticipated climate change. Reverse osmosis (RO) desalination is currently the most energy-efficient and ubiquitous desalination process used for freshwater production in water-scarce regions. The synergy of high solar radiation and significantly reduced costs in photovoltaics (PV) creates the opportunity for PV to become a dominant and sustainable solution for powering the energy-intensive process of desalination and reducing greenhouse gas emissions.While photovoltaic-powered reverse osmosis (PVRO) is a promising technological solution, several significant challenges must be further addressed to sustain high RO performance. First, the inherently intermittent nature of solar energy generation can adversely affect the freshwater conversion process and thereby decrease water recovery and quality. Furthermore, global desalination capacity is dominated by large-scale plants, whereas PVRO systems are currently limited to small-scale systems. Thus, to truly integrate renewable energy with desalination systems in an impactful way, there is a need to explore pathways for modifying the RO process to enable flexible operation on a large-scale, in response to power variability. Furthermore, the techno-economic feasibility of flexible, renewable-powered RO processes and the potential benefits that could be provided to variable renewable energy (VRE) plants and the electric grid warrants investigation. Brine minimization is another major challenge for sustainable desalination. Brine management is especially an issue for inland desalination plants. Novel approaches that are less costly and less energy intensive are needed to facilitate minimal and zero liquid discharge. To enable high-salinity desalination, several variations of osmotically assisted RO, which each surpass the pressure limitation of conventional RO, have been proposed in the literature but require further assessment. The promise of these enhanced RO approaches entails a reduction in energy consumption when compared with thermal desalination methods. The primary deliverables and novel contributions of this thesis include the development of (i) design, simulation, and cost optimization models for variable-powered, variable-salinity RO systems, (ii) module-scale, cost-optimization models for enhanced RO technologies that reduce transmembrane osmotic pressure to enable high-salinity desalination and brine minimization, (iii) examining the effects of cyclic reverse osmosis on inorganic scaling mitigation, and (iv) quantifying the availability of unconventional, alternative water sources to alleviate local water scarcity in the contiguous US. First, the techno-economic feasibility of PV-powered RO desalination plants in the Gulf region was assessed using Hybrid Optimization Model for Electric Renewables (HOMER) and Desalination Economic Evaluation Program (DEEP) to model both the power system and desalination system, respectively. Subsequently, an hourly simulation model for desalination was developed to replace the use of DEEP in the workflow. Grid-connected and off-grid cases with combinations of PV, batteries, and diesel generators were evaluated primarily by the levelized cost of electricity (LCOE) and levelized cost of water (LCOW). The shortcoming of conventional and PV-powered RO is that variable power compromises cumulative water production, which in turn increases water costs. Thus, we proposed the concept of active-salinity-control reverse osmosis (ASCRO) which enables control of the transmembrane osmotic pressure and water production in response to variable power. The ASCRO system dynamically controls energy consumption by operating across a range of feed salinity, allowing it to shift over a wide range of pump feed flows and pressures. To accomplish this, ASCRO utilizes feedwater from both low- and high-salinity sources. Enabling a dynamic power consumption profile can enhance demand-response capabilities, compensating for stressors on the grid. Moreover, ASCRO can improve the integration of renewable energy (RE) by responding to power fluctuations without compromising permeate production. This system can include on-site RE and energy storage to power the ASCRO plant and provide services to the grid. We considered the following grid-connected scenarios: 1) ASCRO, 2) ASCRO and battery storage, 3) ASCRO and photovoltaics (PV), and 4) ASCRO, battery storage, and PV. The LCOW was minimized by providing load-shifting and regulation capacity services in the California Independent System Operator (CAISO) market. We quantified that the ASCRO plant can ramp from minimum to maximum load within 84 seconds, which is adequate for participation in fast-timescale markets. The LCOW for these scenarios ranged from 49 – 59 cents/m³. We also present sensitivity analyses showing the effects of capital cost, CAISO market prices, and PV size on LCOW. To investigate alternative pathways to minimal and zero liquid discharge, low-salt rejection reverse osmosis (LSRRO), cascading osmotically mediated reverse osmosis (COMRO), and osmotically assisted reverse osmosis (OARO) were comparatively assessed via module-scale, cost optimization models to gain an accurate perspective of the performance differences between each of these configurations. We quantified the optimal LCOW of each technology for the case of desalinating feedwater at 70 g/L at 75% recovery, which would result in a brine concentration near 250 g/L, a level that allows further treatment with crystallizers. For baseline scenarios, LCOW results for OARO, COMRO, and LSRRO were 5.14, 7.90, and 6.63 $/m³ of product water, respectively, while the corresponding specific energy consumption (SEC) values were 10.31, 12.77, and 28.90 kWh/m³. A sensitivity analysis is also presented. Additionally, we sought to examine the possibility of whether adaptive RO operation could provide the added benefit of fouling mitigation. Using the Pitzer model, nucleation theory, and dissolution kinetics to guide a set of bench-scale fouling experiments, CaSO₄-NaCl solution, supersaturated with respect to gypsum, was fed through a membrane test cell to determine nucleation induction times, rates of flux decline, and scale reversal. Lastly, a geospatial analysis was conducted to estimate volumes of water deficits and potential alternative water sources for the contiguous US. Namely, wastewater effluent, brackish groundwater, agricultural drainage water, and produced water were considered in this analysis as alternatives for alleviating water scarcity. We formulated a conservative estimate of groundwater availability based on environmental flow limits. Additionally, agricultural drainage volumes were estimated based on USGS water use data. Overall, the results showed that water deficits amounted to an equivalent daily capacity of 149 million m³/day—nearly 50% more than the desalination capacity of the world in 2020. Furthermore, the total availability of alternative water sources was estimated to be between 192 – 240 million m³/day, but most of this volume was not in the same location as deficits. Thus, 58 – 65% of national water deficits would have to be alleviated via long-range transport. Additionally, the potential for integrating desalination and water reuse by interconnecting existing RO plants with wastewater treatments plants was also assessed.

Thesis (DPhil)--Stellenbosch University, 2002. / ENGLISH ABSTRACT: Freshwater is the most fundamental of all life-supporting resources that determine our social, economic and political wellbeing. It is, however, only a small percentage of the world's water resources and is also unevenly distributed. Arid regions make-up about forty percent of the world's land area and have a large proportion of the world population, however, they only have a small fraction of the freshwater compared to other areas. Conventional freshwater sources in arid environments such as surface water in rivers, lakes and dams are often seasonal, available mainly during the rainy season. Equally, only a small part of the rain (0 - 5% of rainfall) infiltrates into groundwater reserves, and even this groundwater displays high rates of salinisation such that the end-water is too saline for human consumption. The poor quality of groundwater in arid regions is generally understood, however, it is always assumed that this is mainly a problem in areas where surface water does not occur. The study investigates seasonal groundwater salinisation in ephemeral (seasonal) river sources in some parts of Namibia and aims to derive a better understanding of the nature of this problem and how it affects people in these areas. It also looks at some possible solutions to the problem with the aim of informing water managers and scientists who are responsible for formulating solutions for water supply to areas in arid regions. These solutions are designed to take advantage of available opportunities in the study areas namely; the abundant supply of solar energy, alternative sources of freshwater such as fog and general atmospheric moisture, and adaptations for water collection in animals that inhabit these regions. The results show that groundwater in shallow ephemeral river sources of the Namib Desert and the Cuvelai delta in North central Namibia display high seasonal variation in Total Dissolved Solids (TDS) and chemical composition. The lowest TDS values are recorded during the rainy season, mainly after the first rains in the high rainfall areas and only after flood events in the lower rainfall regions. The groundwater salinity increases during the remainder of the year and in most cases becomes too saline for drinking purposes. The investigations of possible solutions indicate that small-scale photovoltaic reverse osmosis; solar distillation and fog collection could be used to address the seasonal shortage of potable water in these areas. The low-pressure (6 bar) reverse osmosis desalination experiments show that it is possible to operate the unit on a solar-driven pump to produce enough water to cover the typical daily water demand of a village in the Namib Desert. This unit would produce about 4600 litres per day (l/day) of 500- mg/l TDS product water, which exceeds the water production of similar world-leading small-scale RO units in Australia and The Canary Islands. The results also show that the cost of solar distillation units (solar stills) can be reduced sufficiently to make them a viable option for water supply to individual households in these rural areas. The study also found that fog is a feasible alternative source of freshwater in some of the study areas. The fog water is generally of 'A' quality drinking water according to the WHO-derived Namibian Drinking Water Quality Guidelines (NDWQG) and can be used directly or mixed with the saline groundwater to provide potable water. Mixing of the above-mentioned waters is particularly suitable in the Central Namib Desert because the period of high groundwater salinity coincides with that of peak fog deposition. The results also show that fog water can be collected with vanous polymeric greenhouse shade netting that can be easily obtained, and provides guidelines on the correct percentage shade coefficient and weave of possible fog collector mesh to intending users of fog collection technology in areas where the polypropylene mesh that is used in Standard Fog Collectors is not available. The investigations of surface properties of fog-harvesting beetles and experiments with various prototype collectors show that it is possible to increase water production in fog collectors existing today. The hydrophobic surface conditions as were found on the cuticles of fog-basking beetles (Onymaeris unguicularis and Onymacris bieolor) would enhance formation and runoff of large fog droplets on the collector surface. The prototype extractor-fan- and cooling system-based collectors show that it is possible to increase fog collection on polymeric meshes about three times and also that a comparable volume of atmospheric moisture can be collected even when there is no fog, up to a relative humidity of about 40%. In conclusion the study emphasizes that groundwater salinity in arid regions is at times a seasonal problem that should be considered in water supply strategies for these regions. Also that atmospheric moisture is a feasible alternative source of freshwater in some arid regions that often exceeds rainfall several times and should be considered as an important aspect of the strategies to address water problems in these areas. The study strongly recommends that scientists, engineers and water managers in these regions should always investigate the available opportunities such as climatic conditions (e.g. fog deposition) and adaptations for water collection/conservation that are found in the endemic plants and animals in order to develop sustainable solutions to this problem. They should also constantly update themselves on developments/opportunities that arise in the larger water industry that could be of benefit to water supply initiatives for remote areas in developing countries. Lastly, the study serves to better the understanding of the nature of groundwater salinity in arid environments that are dependent on seasonal surface flow for water supply as well as to contribute to the formulation of solutions to this problem in these areas, particularly in west coast hyper arid environments where conventional sources of freshwater are most inadequate. It also emphasises the role of materials science (polymers) and environmental engineering as well as that of UNESCO associated scientific institutions in the formulation of sustainable solutions to some of the current water problems in arid regions. Keywords: Arid lands, hydrochemistry, sources of freshwater, desalination, atmospheric moisture / AFRIKAANSE OPSOMMING: Vars water is die mees fundamentele van aIle lewensonderhoudende natuurlike hulpbronne wat ons sosiale, ekonomiese, en politieke welstand bepaal. Dit is egter slegs 'n klein gedeelte van die totale waterbronne van die wereld, en is boonop baie oneweredig versprei. Natuurlike waterarm gebiede (woestyne en halfwoestyne) beslaan ongeveer veertig persent van die landoppervlakte van die aarde en word bewoon deur 'n relatief groot persentasie van die wereldbevolking, maar beskik oor slegs 'n klein gedeelte van die varswater in vergelyking met ander gebiede. Konvensionele bronne van varswater in waterarm gebiede, soos oppervlaktewater in riviere, mere en darnme, is dikwels seisoenaal, en slegs beskikbaar gedurende die reenseisoen. Verder beland slegs 'n klein gedeelte van die reenval (0 - 5%) in die ondergrondse waterreserwes, en selfs hierdie grondwater vertoon 'n hoe mate van versouting, sodat die eindproduk te brak is vir menslike gebruik. Die swak gehalte van grondwater in waterarm gebiede word algemeen verstaan, maar daar is tot nog toe aanvaar dat dit oor die algemeen slegs 'n probleem is in gebiede waar oppervlaktewater me voorkom nie. Hierdie studie ondersoek seisoenale grondwaterverbrakking in seisoenale rivierbronne in sekere dele van Namibie en beoog om 'n beter begrip te formuleer van die aard van die probleem en hoe dit die inwoners van hierdie gebiede raak. Daar word ook ondersoek ingestel na moontlike oplossings vir die probleem, met die doel om 'n inligtingsbron vir waterbestuurders en wetenskaplikes wat verantwoordelik is vir die formuleer van oplossings vir watervoorsiening in waterarm gebiede daar te stel. Hierdie oplossings is ontwerp om voordeel te trek uit die beskikbare geleenthede in die ondersoekgebiede, naamlik; die oorvloedige beskikbaarheid van sonenergie, altematiewe bronne van varswater soos mis (Eng. "fog") en atmosferiese vog in die algemeen en aanpassings (Eng. "adaptations") vir die opvang van water wat voorkom by diere, veral insekte, in hierdie gebiede. Die resultate toon dat grondwater in die vlak seisoenale rivierbronne van die Namibwoestyn en die Cuvelai-delta in noordsentraal Namibie hoe seisoenale variasie in totale opgeloste stowwe (TVS) en chemiese samestelling vertoon. Die laagste TVS-waardes word waargeneem tydens die reenseisoen, hoofsaaklik na die eerste reen in die hoe-reenvalgebiede en eers na vloede in die lae-reenvalgebiede, Die soutgehalte van die grondwater neem toe gedurende die res van die jaar en in die meeste gevalle verbrak die water tot ondrinkbare vlakke. Die ondersoek na moontlike oplossings dui aan dat kleinskaalse fotovoltaiesgedrewe tru-osmose, sondistillasie en die opvang van mis (Eng."fog collection") aangewend kan word om die seisoenale tekort aan drinkwater in hierdie gebiede aan te spreek. Die laedruk (6 bar) tru-osmose-ontsoutingseksperimente wys dat dit moontlik is om die eenheid met behulp van 'n sonkraggedrewe pomp te bedryf en voldoende water te lewer vir die tipiese daaglikse drinkwaterbehoeftes van 'n nedersetting in die Namibwoestyn. Hierdie eenheid sal sowat 4600 liter per dag (l/d) water, met 'n TVSwaarde van 500 mg/I, lewer. Dit is aansienlik meer as die lewering van soortgelyke eenhede in Australie en die Kanariese Eilande. Die resultate wys ook dat die koste van sondistillasie-eenhede genoegsaam verminder kan word om dit 'n lewensvatbare opsie vir watervoorsiening aan enkelhuishoudings in die plattelandse gebiede te maak. Die studie het ook bevind dat die opvang van mis 'n toepaslike alternatiewe bron van varswater is in sekere van die studiegebiede. Die miswater is oor die algemeen 'A' -gehalte drinkwater vol gens die Namibiese gehalteriglyne Vir drinkwater (gebasseer op bepalings van die Wereldgesondheidsorganisasie) en dat dit net so, of vermeng met brak grondwater, gebruik kan word as drinkwater. Vermenging is besonder geskik in die sentrale Namibwoestyn, aangesien die periode van hoe grondwaterverbrakking saamval met die piek van benutbare misneerslag. Die resultate toon ook aan dat miswater opgevang kan word met verskeie tipes polimeriese skadunet, wat maklik verkrygbaar is, en verskaf riglyne vir die optimale skadu-koeffisient en weefpatroon van moontlike misvangsnette vir voomemende gebruikers van misvangstegnologie in gebiede waar die polipropileennet wat in die standaard miskollekteerders gebruik word nie, beskikbaar is nie. Die ondersoek van oppervlakeienskappe van mis-koesterkewers (Eng. "fog harvesting beetles") en eksperimente met verskeie prototipe versamelaars toon dat dit moontlik is om die waterproduksie van bestaande kollekteerders te verhoog. Die hidrofobe oppervlaktetoestande soos gevind op die opperhuid van die mis-koesterkewers (Onymacris unguicularis en Onymacris bicolor) bevorder die vorming en afloop van groot misdruppels op die versameloppervlak. Die prototipe suigwaaier- en verkoelerstelselgebasseerde versamelaars toon dat dit moontlik is om die misvogversameling op polimeriese nette tot drie maal te verhoog en dat 'n vergelykbare volume atmosferiese vog versamel kan word, selfs in die afwesigheid van mis, tot by 'n relatiewe humiditeit van ongeveer 40%. Ten slotte benadruk die studie dat grondwatersoutgehalte in waterann gebiede soms 'n seisoenale probleem is, en dat dit in ag geneem moet word in watervoorsieningstrategiee vir sulke gebiede. Dit benadruk ook dat atmosferiese vog 'n bruikbare alternatiewe bron van varswater kan wees in sekere areas, waar dit dikwels verskeie male meer is as reenval, en gesien behoort te word as 'n belangrike aspek in strategiee om waterprobleme in hierdie gebiede aan te spreek. Die studie beveel sterk aan dat wetenskaplikes, ingenieurs en waterbestuurders in hierdie gebiede altyd die beskikbare geleenthede soos klimaatstoestande (bv. misneerslag) en aanpassings vir vogvangslbewaring wat voorkom by inheemse plante en diere sal navors om sodoende onderhoudbare oplossings vir die probleem te vind. Hulle behoort deurlopend op hoogte te bly met ontwikkelings/geleenthede wat ontstaan in die wyer waterindustrie, wat van waarde kan wees in by waterverskaffmgsinisiatiewe vir afgelee gebiede in ontwikkelende lande. Laastens dien die studie om 'n beter begrip daar te stel van die aard van grondwatersoutvlakke in waterarm gebiede wat afhanklik is van seisoenale oppervlaktevloei vir watervoorsiening sowel as om 'n bydrae te lewer tot die formuleer van oplossings tot die probleem in hierdie gebiede, veral in die hiperdroe omgewings aan die Namibiese weskus, waar konvensionele waterbronne mees onvoldoende is. Dit benadruk ook die rol van materiaalkundige wetenskappe (polimere) en omgewingsingenieurswese sowel as die UNESCO-geassosieerde wetenskaplike instellings in die formulering van volhoubare oplossings vir sommige van die huidige waterprobleme in waterann gebiede. Sleutelwoorde: Waterarm gebiede, hidrochemie, bronne van varswater, ontsouting, atmosferiese vog